Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

Vol

Ho, we gaan weer open!
Fel op verse helpers hopen
Heel misschien meer willekeur
Meer waarschijnlijk meer gezeur
Nieuwe kaarten, hopen lol.

Maar wat komt daar, uit zijn zilver?
Helemaal niet blij mee
Ruimte, overstelpend werk
Mijn agora toch al zo sterk, schreeuwend om wat wol

Heel gelukkig raakt mij niets
Terwijl ik immer tol
Maakt niet uit wat jij nu denkt
Morgen ben ik toch weer vol.

Vierde gedicht van bijdrage aan performance-festival ‘Alles Moet Weg’, 23 maart 1996 in Vide Cultura te Haarlem.

Over mij

Tegen de stroom in, een, nul, een
Vensterklap met vegen
In mijn lege clusters kom ik
Toch van alles tegen

Ergens in mijn virtuele
Rateldravend speelterrein
Ruimte, overstelpend werk
Breekt een bit, en, in lawine

Tuimelt de spaakspraak
Tot stokkend conflict, schiet ik
Zuchtend te hulp, klim ik
Traag uit mijn schulp
En bouw ik wat boxen
Gewoon voor de vaak.

De laatste blijft staan en daarna
Doe ik niets totdat jij mij een klap geeft
En net als ik ben, aan het eind van de rit
Orden ik alles, en jij kijkt en zit

En ik sla alles op, maar herinner mij niets
En dan zet jij mij uit, dan nog heel even aan
Morgen weer lekker lachend opstaan

Vijfde gedicht van bijdrage aan performance-festival ‘Alles Moet Weg’, 23 maart 1996 in Vide Cultura te Haarlem.

Afknal

Mooie woorden
Moord en doodslag
Morgenochtend Ratko

Zeg mij kaddisj, ergens weet ik
Nergens zweet ik
Niet maar het moet zatzo.

Tweede gedicht van bijdrage aan performance-festival ‘Alles Moet Weg’, 23 maart 1996 in Vide Cultura te Haarlem.

Wild jong geluk, onbevangenheid…

Wild jong geluk, onbevangenheid
Stuk als staketsels die vallend verstarren
Kabels van pijn in
Een muur van woestijn
Enkel de eenzaamheid sarren

Angst en verlangen
Niet beter te vangen dan
Hier in een zuchtende zon
Banger te hangen in wat nu nog komt
Dan te sterven in hoe het begon.

Nog gevonden V.

Netsplet!

En dus, vandaag, is alles weer
Zoals de dag al jaren
Domsnood blijft en woekert rond
En Heildood woelt de baren

Tien jaar verder, in ’t verkeer,
Alles tot bedaren,
Is men zich, verherversnoekerd,
Elders aan het smijtbezwaren.

Maar ik heb er hoofdpijn van
Magenta zien mijn lenzen

Ga in Godsnaam, als dat kan
Ergens anders drenzen

Naar aanleiding van opstelling Magenta in discussie met en in reactie op voorstellen van NLIP, aangaande racisme & kinderporno op het Internet.

Flatnet

Maar hier tiert vrijheid
Graaft zich blijheid
Dwars door grijze muren

Hoog maar vochtig
Staat het tochtig
Van ’t balkon te turen

Wildefeestbeest, voetbalgang
Slooprelaties, ketterzang
En vissen bij de buren

Pang!

‘Flatnet’ is het interne videokanaal van de Weesper studentenflat.

Vaarval.

Saaie babelbabbel, vaal
Weet alleen niet waar gehoord
Aanvalssabbel keer op keer
Roestversneden snaar

Eenmaal mat en afgespeeld
Alle rein met tijd vergoord,
Plat, beschimmeld, grijs oud zeer
Landt de kale ooievaar

Oplossend vermogen.

Zomaar midden in ’t gesprek
Trek ik grote ogen
Slik eens diep en denk ‘verrek
Al is niet papier dat vliegt
Wel in vrilles en, da’s gek
Ook zo raar verbogen’
Los van veer, dus rijp voor pek

Naar aanleiding van vergadering van de NLIP-werkgroep ‘Meldpunt’, in het tuinhuis van Euronet, Herengracht, Amsterdam, 17.08.1995.

Perron 1

Zelfmoordoord engeltje
Bengeltje boven de muur balancerend
Scherende meeuwtjes en waaiende wolkjes
Ruikt als een haring in zuur
Vijfhalf de voltrein
Uit en weer aan
Ik houd niet van hollandse schilders.

Verduiveld

Ivoren torens tuimelen
Halfpathetisch onder hem vandaan
Penseelprofetisch strijkend
Hemelreikend tegenstaan

Suizend huilt die builse wind
Hakkelend van argwaan
Luid verbrokkeld, onverwond
Hard er onderaan

Lang gelag dat verder gaat
Laag en hellig: rosdoor warm
Zwaanridder, rasbidder

Diep verzield van cynizijn
Pampuswankel cirkelzien
Zondefop, modelklankarm.