Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

Uit met de buiter.

De braafslaaf is een stervend ding
want steekt er hooivork in.
Net als fik een goed idee
want tegen de ellendeling.

Je moet niet denken dat alles maar kan
dat mag wel maar is dom.
Wie het wel doet die doet dat tot vlam in de pan
want het loon van de boon, daar komt-ie om.

Waak

Eén Sjaak is geen Sjaak
maar twee zijn dat beslist
en onze dubbel zien is wat ik
te lang heb gemist.

Dus hup, weest ook de sjaak
en spoedt u naar het Bad
Want het is mis, maar dit is raak:
u hebt nog nooit zoiets gehad.

Beste Sjaak,

ik schrijf maar nu
voordat je niet meer leest
je bent voor mij, soms hard en cru
altijd een gids geweest.

(Wat niet wil zeggen dat
ik je gelijk ga geven
Nee God verhoede dat
(die bestaat trouwens niet,
en ’t boeit haar geen biet,
maar hee – dat is de leven).)

Ik vind het fijn
om je te kennen, Eer ook bovendien
Ik wens gebrek aan pijn
voor jou en zeer tevreden terugzien

Ik dank je heel volhartelijk
Je bent een dikke tien.

Ouderdom

De betertijd is nu
Je moet je heruitvinden
Want als je dat niet doet
Gaat tijd je fijn verslinden

Er is geen tijd voor dubben
voor twijfel of verwachting
Het is tijd voor clubben
en voor durf en doodsverachting

Kom op, je moet wat doen nu
je bent verdorie tachtig
NIEMAND is een u
en alleen jij bent krachtig.

Meh

Het loopt zo’n vaart, het wordt gegaard
en heel erg heet gegeten
We merken hier als kikkers niks
maar lopen al te zweten

Geld vergeldt geen eigen schade
Kapitaal maakt geen kabaal
maar wel kapot, er is geen kliek
zo ziek als wij hier, allemaal.

En er is geen dokter, in de snelkookpan
dus het wordt steeds opgefokter
want omdat het kan
vindt men overal iets van
zonder veel te weten

Zo kookt wat loeiend spookt
ons lekker langzaam verder
in ons gasloos beefmoeras
wij schapen zonder herder.

Druipjuich

Het regent, mot met petrichor
maar zonder mot ermee
want zo wordt alles ook niet dor
en er waait een briesje mee
dus van mij geen gemor:
ik juich.

GOAL!

Alle toeters gaan kapot
als ik mijn zin ooit krijg
Daar zorg ik dan niet zelf voor
want ik kan niks met een bal.

Maar als het ooit gebeuren zal
dan juichen wij in koor
totdat, gesloopt en schor, ik neerzijg
ladderzat en zot.

Strooms

Maar dat is van Lotje
en dus ook heel getikt
Je maakt de tijdbom zelf
verbaast je als ’t fikt

en gaat dan lopen klagen
dat het echt niet eerlijk is
dat men zich gaat gedragen
naar wat ik deerlijk mis

zoals ook ieder ander doet:
een faire kans te groeien
naar wat kan en hoort en moet;
het helen laten bloeien

Dat soort waarop je schiet (tweeweg)

Wij waren nooit goed in braaf zijn
Dat leek ons een heel slecht idee
Wij deden maar wat, dat was fijn
Droegen water naar zee, maar bleken toch vee

En later, toen het over was
zochten wij een grond
Nieuwe voering, oude jas
voor wat al nooit bestond

Nu is alles anders
vinden wij, maar is het niet
En voor helderlanders

blijven wij, terecht, stuks verdriet.