Alle toeters gaan kapot
als ik mijn zin ooit krijg
Daar zorg ik dan niet zelf voor
want ik kan niks met een bal.
Maar als het ooit gebeuren zal
dan juichen wij in koor
totdat, gesloopt en schor, ik neerzijg
ladderzat en zot.
Alle toeters gaan kapot
als ik mijn zin ooit krijg
Daar zorg ik dan niet zelf voor
want ik kan niks met een bal.
Maar als het ooit gebeuren zal
dan juichen wij in koor
totdat, gesloopt en schor, ik neerzijg
ladderzat en zot.
Maar dat is van Lotje
en dus ook heel getikt
Je maakt de tijdbom zelf
verbaast je als ’t fikt
en gaat dan lopen klagen
dat het echt niet eerlijk is
dat men zich gaat gedragen
naar wat ik deerlijk mis
zoals ook ieder ander doet:
een faire kans te groeien
naar wat kan en hoort en moet;
het helen laten bloeien
Wij waren nooit goed in braaf zijn
Dat leek ons een heel slecht idee
Wij deden maar wat, dat was fijn
Droegen water naar zee, maar bleken toch vee
En later, toen het over was
zochten wij een grond
Nieuwe voering, oude jas
voor wat al nooit bestond
Nu is alles anders
vinden wij, maar is het niet
En voor helderlanders
blijven wij, terecht, stuks verdriet.
Niet alles schittert dat goud is
Het pad gaat niet altijd rechtdoor
maar de weg doet dat wel, voor
wie vecht tegen hel voor-ie oud is
Wat recht is wordt nooit krom
Wie dient vertrapt geen ander
Helpen helpt, blijft schrander
Doe wel en zie niet om.
Voor op de bedankkaart i.v.m. het overlijden van mijn vader.
In de frisse regen
die vaker valt dan ooit
kom ik alles tegen
dat in ijstijd toch ontdooit
Weet waar je moet zoeken;
dat is het halve werk
Het hele ligt in lied en boeken
en maakt film en docu sterk
Da’s zorgvuldigheid
en grondigheid, want gronden
liggen vast in elke tijd
en onder alle zonden
Zonde is te despereren
als nog niet verloren is
Wederkeren kun je leren
tot aan de verdommenis.
Regen valt
Gemalen draaien
Sluizen sluiten
Vuistje balt
Maar wijst op buitenlanders
alsof die onze dijken
niet net zo goed zien wijken
voor waar zij zelf voor vluchtten
Dat hangt in onze luchten
Daar helpt geen meester aan
En er komt geen ruim baan
voor onze waterlanders
Wij zijn niet meer goedgeefs
(voor tegen eigen lijden)
maar tegen domheid strijden
zelfs de goden tevergeefs.
Kijk nou eens goed
naar wat je niet snapt
En ga niet te snel voor te makkelijk
Kies niet voor bloed
of voor wat je behapt
De leven is hoogst onverkwakkelijk
En daarom is het het
het draait hier niet om pret
maar om het kunnen maken ervan
doe dan, doe dan.
Wat is het toch fijn om
zelfs bedreigd, te zijn
Men zou dat moeten herwaarderen
Groeiend inzicht kun je leren
Maar we zijn te dom
en dus is de wereld stom
het lawaai ten spijt
ik zei dit al eerder:
er komt nooit een beter tijd.
Het blad wordt van de boom geblazen
boven, carnavallend, dwazen
is men palestijn of joods
dan is carnaval des doods
Wou dat ik een tunnel had
voor verstoppen voor ’t rad
van kommer, kwel en deernis
maar die heb ik niet – het is wat het is.
Lede ogen maken
mededogen zoek
na eeuwen van verdrukking
en vervolging ligt dat
kotsend in de hoek
en dat van beide kanten
het bloed druipt hier nog ongezien
maar niet vergeten uit de spanten
weiger toch te kiezen
dat brengt slechts verliezen.
Slachthuis, Haarlem.