Vlindervuur dat volgend
Op een doffe pof
Naar lager dwarrelt
(Schreeuwen, tussen bomen)
Waar het hoefdier kolkend
Scharrelt
Redt geen chokotoff
(Meeuwen, die ontkomen)
Schaduwkabinet.
Café De Roemer, Haarlem.
Vlindervuur dat volgend
Op een doffe pof
Naar lager dwarrelt
(Schreeuwen, tussen bomen)
Waar het hoefdier kolkend
Scharrelt
Redt geen chokotoff
(Meeuwen, die ontkomen)
Schaduwkabinet.
Café De Roemer, Haarlem.
Zal ik een bloemetje
Vouwen, voor in je haar
Gun je me zoveel vertrouwen?
Gun je me dat we dat
Bouwen, ook op elkaar?
Waarom begrijp ik toch niks
Van vrouwen?
Blauwtje, ik hou zo
Van jou.
Café De Roemer, Haarlem.
Voor Debbie Scheltes.
Dan eet ik liever biefstuk
Zoals jij de dieren haat
Braadt in mij, zacht
Pril geluk
Dat veel te vaak verloren gaat
Om het stomme domme
Nog terwijl het naar me lacht
Nou, dat noem ik nuk.
Café De Roemer, Haarlem.
Kaptafelkaalheid
Reikt dieper dan dijtje
Het is een rijtje
Van dansende vaalvlijt
Waar ik jou wil
Als kadootje
Leidt ons plots
Het mallebrootje
Zelfs in Elst de feestpremier
En nog apetrots, ook.
Café De Roemer, Haarlem.
Bij gelegenheid van het
Als dat hempje roze is
Ben ik een blauwe boon
Die plant je niet, maar schiet je weg
Hard, maar heel gewoon
Als dat hempje roze is
Raak ik nu van de leg
Popoook, popoook, popoook.
Café De Roemer, Haarlem.
Goed in brons gegoten
Groepsgevoel
Bedot soms jaren schurkenstaten
Stoet, met kanonsschoten
Beroepsgewoel
Smeedt natiën aaneen, ook soms
Alle uiterlijke schijn
Is fijn voor als er mensen zijn
En schaadt niet, aan de beesten
Reden, om te feesten.
Café De Roemer, Haarlem.
Waar een volk in kelderkerkers
Zich verliest in onschuld
Hebben buren, harde werkers
Daarvoor geen geduld
Maar zijn ze zelf geen ziertje beter
Troffel, touw, cement per meter
Metselt strekkend zich een ander
Verse horror, voor elkander
Jammer, van het sprookje.
Café De Roemer, Haarlem.
Over het spook van Dutroux, vs. de zaak Savanna.
Pek, die bij verstek
Wat valt
Op versgestreken vodden
Lijken die verbijsterd drijven
Rottend tussen lis en dodden
Kom, beleger mijn kasteel
Ik laat van u niets meer heel
Edel, zo te sterven.
Café De Roemer, Haarlem.
Kijk, het is de wintermelle
Dat voorspelt weer sneeuw
Waarvan ik dan altijd
Weergeeuw
Waar blijft de schreeuw?
Laat de leeuw, die is
Uit rellen
Nu geen tijd, voor
Krijsend dellen
Kijk, het is de wintermelle.
Café De Roemer, Haarlem.
Als je katverkouden bent
Dan ligt daar op de leuning
Wat zich niet meer waant, dat weet zich
Van jouw kroeg de keuning
Als je in een onbewaakt moment
Denkt “aan mij geen gemauw, zeg”
Vrees dan wat, de klapwiek van de kat
Gaat nooit meer weg.
Café De Roemer, Haarlem.