Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

De Davidsplaats

Ik zie een nieuwe vorm van hoop
Door stadions heen rennen
Fel, gedurfd, en onverwacht
Elke vijand jennen

Ik wacht maar op die olifant
Het liedje raakt niet uit
Mijn ziel, heel stiekum, juicht vast
Voor de Rotterdamse guit

En dan zijn er dus plots wel twee
Een zwarte en een witte
Leeuwen voor de wereld, om mee
In de maag te zitten

Wereld, pas maar op

Naar aanleiding van de vriendschappelijke wedstrijd tussen Oranje en Engeland (0-0), waarin Dirk Kuyt weer meer deed dan nodig was – omdat-ie deed wat kon.

Likstuk

Als ik weer wiel- en willoos
Van toog naar tapper schuim
Verdient de stad een wazige
Maar helderfelle pluim

Want als ik dan weer thuiskom
Is sinds jaren her
Mijn leven weer zijn eigen ster
Da’s prachtig, wat ik brom.

Café Lugosi’s, Haarlem.

Bij het opdrinken van mijn derde fooi, als taxichauffeur.

Slagfrans

Want als oranje weg is
Dan blijft alleen nog blauw
Met rood en wit wordt dat
Vanzelf
Lauw, en flauw, en grauw:
Weg met de republiek.

Café Lugosi’s, Haarlem.

Hoermoontje

Kauw eens op je geilste fantasie
Die, als ik jou hier zie
Zo oeverloos erafdruipt
Gauw, het is je reinste parodie
De grond voor veel hypocrisie
Die zich erlangs gluipt
Maar, als je snel wel eerlijk bent
Is er niemand in de tent
Die jou niet ademloos verwent
Met een blik vol jalouzie.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.

Gebakken ijs

Stop! Er hoort geen lente nog
Want er moet eerst nog winter
Die dans van vlinders in mijn buik
Bloesem die ik overal ruik
Kunnen niet, zijn nep
Heel vreemd soort van pep
Maar gratis, dus Jan Splinter
Komt de tijd wel door, toch.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.

Geestgronden

Waar een volk in kelderkerkers
Zich verliest in onschuld
Hebben buren, harde werkers
Daarvoor geen geduld
Maar zijn ze zelf geen ziertje beter
Troffel, touw, cement per meter
Metselt strekkend zich een ander
Verse horror, voor elkander
Jammer, van het sprookje.

Café De Roemer, Haarlem.

Over het spook van Dutroux, vs. de zaak Savanna.

Tongklak

Dan eet ik liever biefstuk
Zoals jij de dieren haat
Braadt in mij, zacht
Pril geluk
Dat veel te vaak verloren gaat
Om het stomme domme
Nog terwijl het naar me lacht
Nou, dat noem ik nuk.

Café De Roemer, Haarlem.

Ecoganda

Goed in brons gegoten
Groepsgevoel
Bedot soms jaren schurkenstaten
Stoet, met kanonsschoten
Beroepsgewoel
Smeedt natiën aaneen, ook soms
Alle uiterlijke schijn
Is fijn voor als er mensen zijn
En schaadt niet, aan de beesten
Reden, om te feesten.

Café De Roemer, Haarlem.

Brugslag

Kaptafelkaalheid
Reikt dieper dan dijtje
Het is een rijtje
Van dansende vaalvlijt

Waar ik jou wil
Als kadootje
Leidt ons plots
Het mallebrootje
Zelfs in Elst de feestpremier
En nog apetrots, ook.

Café De Roemer, Haarlem.

Bij gelegenheid van het Groot Dictee der Nederlandse Taal, editie 2004.

Terugsmurf

Zal ik een bloemetje
Vouwen, voor in je haar
Gun je me zoveel vertrouwen?
Gun je me dat we dat
Bouwen, ook op elkaar?
Waarom begrijp ik toch niks
Van vrouwen?
Blauwtje, ik hou zo
Van jou.

Café De Roemer, Haarlem.

Voor Debbie Scheltes.