Toen ik vanmorgen ‘geestig’ dacht
Had Cerberus’ versteende hand
Voorheen verscholen onder zand
Mij moeten hebben omgebracht
Het meest afschuwelijk als hij lacht
Zijn ogen vlammend vol van brand
De hoofden kloppend in de mand
Dan lacht hij, nacht op nacht
Des duivels moed volvet in pacht
Maar mager als de aar op ’t land
Zijn grijnzen 3x daags per krant
Door mij met afschuw opgewacht
Wie nù zorgt leeft eerst dán:
Lang leve Rushdie, Salman!