Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

Herfstheil

Het waait zo hard als in mijn hoofd
de blaren wervelwinden
En op de lege akker schijnt, als beloofd
de maan door kale bomen

Je kunt van alles vinden
van de herfst, maar vreeslijk weer
vind ik het zelf dus niet
het vrokelt mop, echt elke keer.

Tandvleesgang

Ik had nog zo gehoopt
dat de Belastingdienst zou helpen
maar zelfs een troepje welpen
zou dit niet hebben ontknoopt

(en dat terwijl die daarvoor
hebben doorgeleerd;
Scouting is niet heel verkeerd
je wordt er doorgaans beter door)

Ik gun mezelf van alles, dus
ook de premie en belasting
op zijn tijd een kus
en hier en daar betasting

maar nu gun ik mijzelf vooral
begrotingsevenwicht
belangrijker, en bovenal
veel nader, dan een wikkend wicht.

Ies Koeltoer

De drukheid van kinderen, die
mij verbaast, die
had ik ook zelf, dus whatever

het is weer bijna Sinterklaas
met Zwarte Pieten, wegdoen?
Never!

Tussentijd

En het ebt nog altijd na
Dat heb je er nou van
Tenzij dat toch ervoor is
zoals Joost weet dat kan
Nou hoe dan ook, best lekker
Zo zou het altijd moeten
Zonlicht op je sproeten
En nergens dat gemekker.

Café De Roemer, Haarlem.

Orania (opdringster)

Oh nee, ik hoef
je schellen niet
ik hekel zinloos bellen
Je komt berekend binnen
maar past niet op je tellen
of bij mijn woeste kust
Dus doe iets met gerania
(kruip er, bijvoorbeeld, achter)
blijf ik hier springvloed kijken
als pachter van de eenzaamheid
mijn lust, daar ben ik achter.

Café De Roemer, Haarlem.

Casus

Je kunt ze dat toch moeilijk
gaan verwijten vind ik zelf
dat ze ondanks ouder worden nog
best trots zijn op hun lijven
(of dat ze viltjes pikken, om
gedichten op te schrijven)
Geil is wellicht anders
dat is dan weer aan jou
maar geilheid, die is menselijk
en sterker nog dan trouw.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.

Wijsbloemen

Roffelregen rammeltapt
en ruist ook, doorlangs bomen
voorvangs valt het hoefblad op
dat water, kelkverzameld

en de winter stamelt
(en rispt droef elk wat op)
maar het suist en rook blijft komen
zonderwegen dapperstapt

de herfst het nieuwe leven in
begraaft dat vast, want dat heeft zin
ter lente kruipt dat buiten:
knallen bloemen weer door ruiten

en ze roeien ook (pang!).

Tussen 30.10 en 01.11 geschreven bij afvalregen hier (want Sandy, dat was daar).

Prijsknallers

De prijs van mijn woede is groots en meeslepend
voor mij dan – de woede zelf ook;
maar voor anderen werkt dat toch zelden opzwepend
die raken niet snel van de kook.

Had ik maar niet een mijzelf moeten worden
dat komt er, dat krijg je er, van
toch stond dit altijd al vet op de borden
en nu gaat het zoals het kan:

altijd die kant uit die ik niet wilde
(terug) niemand die luisterde, toen ik gilde
goed, want dan was ik er niet
nu ben ik uw stuk verdriet. Zo.

Sprak Denzler, nadat ik een pleedeur aan gort trapte: “Je bent wel wat kalmer geworden”.

Homo ludens

Al waai je uit je hemd, dan nog
stamp je wat suf, door de plassen
net zo dom als eerder, toen
je rassen wilde vergassen.

Bij superstorm Sandy.

Koopstoe

Altijd als ik ronddwaal, soms
(ik doe dat veel te weinig)
valt mij op hoe Haarlem is
het juiste woord is ‘geinig’

zo met die wolkjes drijvend
achter schitterende haan
die blinkend staat te staan
in de lucht, waar-ie voor vlucht

en ik blijf op de vlucht, vanzelf
mij draagt dit hemels helgewelf
want deze stad kan hard zijn
deze stad is ongein

Deze stad is nooit zichzelf
en toch, onvergelijkbaar
dat wasemt uit de levenden
en ademt uit de lijkbaar

die ik, met knik, gepast begroet
vantussenuit de bevenden
dat is wat Haarlem met mij doet:
middelspit, is wat ik delf

en dat is dus prachtig.