Zij komt uit de kamer en slaat mij genadig neer
Als ik voor de zoveelste keer
Ben doorgeslagen en keer op keer
Mijn donker, droevig, bloedend hart
Vertwijfeld tegen alles heb geramd
Er heel mijn furie in heb gekramd
Maar zonder vuur, want binnen is het zwart
Nu alle lichten doof zijn en
Ook zij mij niet kan horen maar
In zwart kan ik mij koesteren
Bekomen van mijn woeste ren
En dromen met de mijnen
Al de armen om mij heen
Van zij die haar wel niet is maar vroeg
Voordat ze mij tegen de vlakte sloeg
Wie ben jij in vredesnaam eigenlijk?
Dat kan nog best wat worden.