Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Plankenkoorts

Je kunt, daar eenmaal ooit geweest
Die blikken nooit meer mijden
En zo wordt elke menigte
Onbedoeld dat lijden
Dat vragend onderzoekende
Dat verbaasde tasten
Toch is dat, na al dat leven
Nog de minste van de lasten
Zo zit ik hier vloekende
Godver, godver, domme.

Terras van Café de Roemer, Haarlem.

Neus

Ik zou mij dat beter maar
Allemaal vergeven – maar ik kan het
Niet vergeten, nog bezeten
Door wat jij bezat – daar, waar jij mijn ziel hield
Is dat lege, zwarte gat
Hier, in de zon
Kan ik enkel denken
Aan hoe dat begon
Eeuwig brekend weten.

Terras van Café de Roemer, Haarlem.

Zwelf

Weet je, mijn lieve
Je bent dat niet meer
En mij kan dat niet langer schelen
Ik heb je nog lief, maar kan je
Als je dat niet bent niet velen

Zet mij liever tussen velen
Aan het vechten met mijzelf

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Waasstaar

Dromend door kantineramen
Stroomt mijn geest naar vroeger
Waar ik denker ben geweest
Werkt de zwoeger zich

Als een vetvermeste big
Zwervend langs zijn leest
Weet pas later, na de kater
Waarvandaan de klappen kwamen

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Lijdensweg

Alle lamme zwalkers vallen
Eenzaam aan de straat voorbij
Van klinker tot klinker struikelvrij
Elke pas een overwinning

Waar, in tijden van bezinning
Niemand zich opnieuw beziet
Overdenkt eenieder alles
Terwijl alles langsschiet

En zo blijft zo’n zijstraat
Spil van eeuwig leven
Voort en verder durend
Pad van doelloos streven

Huilend terug naar huis.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Bieren bij Esmée

Vandaag heb ik niets geschreven
Want praatte ik met Esmée
Als ik dat zo goed schrijf
Zat ik daar niet mee
Want zij is, zo lesbisch als ze is
Mijn soort van geest
Waar ik overmorgen kom
Is zij gister al geweest
En andersom
Dat is nou waarom ik graag
Minder dichtend thuis kom
Heb er vrede mee.

Niet op het terras van Café de Roemer, Haarlem.

Onverschil

Als ik in jouw ogen kijk
Zie ik enkel onzin
Als ik wacht totdat jij praat
Hoor ik enkel slap geblaat

En daarom wacht ik niet
Voor mij ligt, daar om de hoek
Zeer waarschijnlijk wat ik zoek
En wat ik wil, in het verschiet

Jij mag lekker blijven
Bijtend naar de wereld kijven
Zout in open wonden wrijven
Het zijn toch de mijne niet.

Novecento, Haarlem.

Lijnzucht

Friettieten maak je
Alleen maar als man
Daar werk je lachend jaren an
Met vette mayonaise

En daar hoort dan gistpens bij
Maakt de vetste venten blij
Van hier tot Père-Lachaise

Wie daar nog niet heen wil
Schraagt zijn eigen koente
Vreet met lange tanden dan maar
Knallerkilo’s groente

Liever nog jeneverlever:
Bah, bah, bah.

Mooi

Ik heb, in jouw verademing
De mijne ook gevoeld
Dat wat jij mij schrijft heb ik
Ook van mijzelf uit zo bedoeld

Maar ik zou dat niet schrijven
Heb, in wat mijn kop doorwoelt
En in, van jou, die ene snik
Alles al zolang versjoeld

Dat ik, alleen, kan wachten
Waar ik zelf niet eenzaam ben
Maar enkel nog alleen
Schrijf ik, desnoods eindeloos

Alles van mij heen
Maar liever niet.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Terug II

En hier, terwijl ik onbewolkt
Dwars door jouw regen loop
Is de halve wereld blijven
Liggen, waar-ie zich bezoop

Aan kwaal, en introspectie
Zelfverzekerd ik gesloopt
Zonder wereldbeeldcorrectie
In een echter zelf verherdoopt

Maar de richting kwijt
Zo, voor altijd vechtend om
Een uitweg uit de nijd
Oogkleprecht maar bazelkrom

Geef mij wat hier in mij kolkt
Een hele andere tijd.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.