Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Dankmaargeendank (sonnet voor de onzin)

als ik een zandkorrel oppak, vandaag
sjouw ik mij morgen een breuk
onder een draagduin verborgen
steunend
traag naar omlaag – niet leuk

ik ben geen sysyphusist, en ik wil
zo’n helling maar ene keer neer
ik wil trouwens liever op, dan weer
en ik zoek zelf wel uit, wat ik til

blijf maar in je zandbak
vroeg of laat gaat die vervelen
zei iemand ooit, die de waarheid sprak

ik ga fijn mijn buit verdelen
ik heb in noppes een wereld op zak
de rest kan mij geen moer meer schelen

want doet niet, terzake.

Krasse krasse krasse

Ik ben de Nederlander
Elke keer als ik verander
sta ik stomverbaasd

En als dat gebeurt
De kleurplaat weer wat ingekleurd
wordt, kalk ik kwade grijze lijntjes
– nimmerblij, met kliedergeintjes

Buiten, in het bos
wacht bedaard de potloodventer
tussen zondaglijk geslenter
op wat komen gaat

Ik ben toch wel weer de klos
Wij zijn te klein voor grijs
Het is net een verre reis
Och, het paast en sinterklaast

Kleurplaten, wie maakt me los?

Taxistandplaats Haarlem NS.

Worgel

Ik ben de Nederlander
Elke keer als ik verander
sta ik stomverbaasd
Zie ik dat gebeuren
zal ik erover zeuren
ben ik nog niet uitgeraasd

En als ik dat wel ben
er niets meer aan kan doen
kraai ik van de hoogste toren
dat het altijd zo moet horen
vroeger, dat was toen
dat is niet van mij, maar hen

En op mijn orgel speel ik
wel Wilhelmus, in de kerk
Ik geloof er niks van, maar
het hoort erbij, is waar
Onder het oranje zwerk
veel ik, koen, mijn haast

hee

Hoor ik daar een blauwbilgorgel?

Wanhoopweg

Niets, behalve onthouden
Behalve nog steeds doen wat moet
Er ligt geen zilver, geen gouden
Verdienste verborgen in bloed

Er is, sowieso, geen verhulling
Het is zo klaar als een klont
Dromen gaan nooit in vervulling
Cirkels worden nooit rond

Niet vandaag, niet morgen
Het is voor altijd voorbij
Toch zal ik blijven, en beklijven
Blij, met mij erbij.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.

Vliegles

Waar ik leeg als vilt ben
Wit in middaglicht
Ben ik geen gezicht,
Gezwollen, wild en
Ongericht

Te snel, het leven als
een kogel
Vogel, vederlicht
Willoos projectiel

Willoos projectiel?

Even, als
het sticht.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.

Bergheil

Er zijn geen rare plaatsen
meer verscholen in mijn brein
waar onverholen wordt gestolen
van een vers refrein

In het struikgewas zingt, stil
mijn hart dat, onverborgen
nooit meer terug aan morgen denkt
maar, wild, zich nog eens inschenkt

Op mijn rug, met worgen
klauwen, bitterkil
andermans misplaatste zorgen
teruggekaatste nijd

Ik kijk naar de bergen
hef mijn ogen op, die dolen
als de vingers van melaatsen
naar mijn hulp, die komen zal

En ergens in dit al
zal die niet nodig zijn
bij mijn terugkeer in dit dal
waar ik, ook voor jou, moest zijn.

Thuis.

Bij terugkeer naar, en uit Vorderhornbach. Voor Reina Milligan.

Delf

Omdat, als alles ingroeit
het toch opzij zal moeten
(bloed- en ruwweg wroeten
enkel leidt tot loze pijn)
ga ik vast die kant op
neem ik het op band op
spring ik er fijn uit
totdat het, uit zichzelf,
weer bloeit.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.

Stroomgebied

Prachtig, is het, dat
als en waar het waar is
het is waar het klaar is
waar het daar is,
in de stad.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.

Zweem

Na vieren, als
vanzelf
de kruimels overal
tuimelend zijn
neergedaald
fel, de zon zich
afstraalt
glans ik in mijn wereld.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.