Ivoren torens tuimelen
Halfpathetisch onder hem vandaan
Penseelprofetisch strijkend
Hemelreikend tegenstaan
Suizend huilt die builse wind
Hakkelend van argwaan
Luid verbrokkeld, onverwond
Hard er onderaan
Lang gelag dat verder gaat
Laag en hellig: rosdoor warm
Zwaanridder, rasbidder
Diep verzield van cynizijn
Pampuswankel cirkelzien
Zondefop, modelklankarm.