Ik sliepte de boel uit
terwijl ik sliep
en nu, wakend
sliep ik nog steeds
Elke boom ander fruit
“ho” maar ook “hiep”
ik, alsmaar blakend
immer nog steeds
En ergens overmorgen
als de eigen zorgen worgen
glimlach ik mij verder
Ik doe fijn iets anders
helderders en schranders
wees uw eigen herder:
het regent, waar ik liep.