Ik scheer in jouw treintjes het leven voorbij
Hun geratel wekt lust op, daar binnen in mij
En de wereld verwordt tot een statisch ikoon
Op een tafel op zolder, een werkelijkheidskloon
Waarin alles ons liefheeft, ontkleedt en beroert
Tot de meester stations brult, zo’n sexloze ploert
En eindeloos spreiden de rails zich vooruit
Van Treblinka langs Dortmund, condens op de ruit
Tot het einde der wereld, Tietjerksteradeel
Of misschien het begin van iets nieuws, weet ik veel
En de boer
Hij ploegde voort.
Amsterdam-Haarlem.