Neem de pijn vervaard ter hand
Vent ‘m uit en laat niet kisten
Schok en wees recalcitrant
Bak een brood, van wat blijft gisten.
Neem de pijn vervaard ter hand
Vent ‘m uit en laat niet kisten
Schok en wees recalcitrant
Bak een brood, van wat blijft gisten.
Het nieuws is slecht
ellende echt
toch zijn er idioten
die vinden het hun vaststaand recht
de boel nog verder te verkloten
en daar hebben ze gelijk in
daar zijn vrije landen rijk in
niets beschermt, zelfs niet de tijd
tegen grenzeloze domheid
van de kaffers en malloten.
Je mag je plant niet wateren
niet bij-, niet wij-, niet ver-
Je moet je handen wassen
maar je zwembad mag niet vol
zo word je horend dol
en op de meren en de plassen
pakken alg en virus zich weer her-
je zou maar liever schateren
want miepen helpt niet echt
volharden moet, maar doen we slecht.
Zalf redt zelden
(pillen wel)
maar zalf kan wel verzachten
dat waarop wij allen wachten
(weg uit kapjeshel)
is alleen voor helden
Maskers maken ook geen zomer
maar ze maken beter
dan de waanzin van de dromer
of, nog wat concreter
kapjes goed, domheid slecht
en vileinheid geen goed recht
althans niet als uitgeoefend
die wordt heel snel hulpbehoevend
als in live op de ic
tot de pieptoon. Weg ermee.
Omdat ik met mijn donker web
dat zich in niets laat weven
de helderheid, het licht hier heb
en ook verspreid, want om het even
is wat nimmer is, maar vecht
is er niets hier harder echt
en dat is wat ik wil
zo staat voor mij nooit iets stil.
Terwijl je afwacht
doe je dingen
voel je in je
alles zingen
vastberaden trage mars
wie wat voorbereidt die heeft wat
anders is er enkel farce
elke vogel valt te ringen
al verliezend win je
komen komt waar gaanders gingen
zo is het bedacht
en alles komt altijd weerom.
De meeuwen vervelen zich te pletter
dus vallen ze aan, met gekrijs en getetter
op alles wat niet bedreigt, maar beweegt
zoals de wap zijn mafkop leegt
met oerdom digitaal gekwetter
woke geleuter tot de letter:
zinloos, niet aan mij besteed.
Ergens begon dit onvertrouwen
waar jouw denken zwenken deed
Ik zou in graniet uithouwen
waar ik dat beginpunt weet
Jij staart naar, weet ik, daar
je grauwe collectie skeletten in kasten
daar kun je je op verlaten, maar
zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten.
En ik heb mijn rekening betaald.
Regen – wat een zegen
(voor de plantjes, niet voor mij)
herfst in de zomer
(heel romantisch, voor een dromer
maar ik kan er nu niet tegen
want gestrand en dus onblij)
Kop op, de zon komt
als je dat niet wilt
hitte bomt
als ’t hart verkilt
zo was het altijd en
je leeft, nog steeds
staak dus uw lijden
en dans tussen druppels
reeds.
Dient niet maar schopt
Trapt graag naar onder
Elleboogt, klopt
En waant zich een wonder
Verheerlijkt de onzin
Maar vindt louter onmin
want altijd al geestesdood:
mijn infame klasgenoot.