Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

Geestgronden

Waar een volk in kelderkerkers
Zich verliest in onschuld
Hebben buren, harde werkers
Daarvoor geen geduld
Maar zijn ze zelf geen ziertje beter
Troffel, touw, cement per meter
Metselt strekkend zich een ander
Verse horror, voor elkander
Jammer, van het sprookje.

Café De Roemer, Haarlem.

Over het spook van Dutroux, vs. de zaak Savanna.

Ecoganda

Goed in brons gegoten
Groepsgevoel
Bedot soms jaren schurkenstaten
Stoet, met kanonsschoten
Beroepsgewoel
Smeedt natiën aaneen, ook soms
Alle uiterlijke schijn
Is fijn voor als er mensen zijn
En schaadt niet, aan de beesten
Reden, om te feesten.

Café De Roemer, Haarlem.

Brugslag

Kaptafelkaalheid
Reikt dieper dan dijtje
Het is een rijtje
Van dansende vaalvlijt

Waar ik jou wil
Als kadootje
Leidt ons plots
Het mallebrootje
Zelfs in Elst de feestpremier
En nog apetrots, ook.

Café De Roemer, Haarlem.

Bij gelegenheid van het Groot Dictee der Nederlandse Taal, editie 2004.

De wintermelle

Kijk, het is de wintermelle
Dat voorspelt weer sneeuw
Waarvan ik dan altijd
Weergeeuw
Waar blijft de schreeuw?
Laat de leeuw, die is
Uit rellen
Nu geen tijd, voor
Krijsend dellen
Kijk, het is de wintermelle.

Café De Roemer, Haarlem.

Wild gemuit

Brrrr
Vrijgezellenfeest
Krijg de geest, met
Pip, en veren
Hip een heel eind op, en
Hop
Jezelf met kopstoot
Naar de kleren
Dan weer fijn de ring in
Met de frisse bindzin:
proost, en duizend duiten.

Café De Roemer, Haarlem.

Vooraf aan dat van Fischer, R..

Wegwals

Wat zich rood, in
Scherpe juklijn
Rechts van mij verschanst
Weet zich op de
Volle dansvloer
Nog niet uitgedanst
Ik reik de
Afgehakte hand en droom
Van terrorisme.

Café De Roemer, Haarlem.

Kattenpaf

Als je katverkouden bent
Dan ligt daar op de leuning
Wat zich niet meer waant, dat weet zich
Van jouw kroeg de keuning
Als je in een onbewaakt moment
Denkt “aan mij geen gemauw, zeg”
Vrees dan wat, de klapwiek van de kat
Gaat nooit meer weg.

Café De Roemer, Haarlem.

Groot, het bederven

Pek, die bij verstek
Wat valt
Op versgestreken vodden
Lijken die verbijsterd drijven
Rottend tussen lis en dodden
Kom, beleger mijn kasteel
Ik laat van u niets meer heel
Edel, zo te sterven.

Café De Roemer, Haarlem.

Dagtrap

Geep, ik greep me
Fijn een borrel
Omdat ik geslaagd was
Niemand sleep me
Op de korrel
Omdat ik bedaagd was
Maar ik bleef
Bedaard beleven
Geen zin om nog meer te geven
Als, dan zal het dagen.

Café De Roemer, Haarlem.

Ciderprik

Appelglas zal, als je
Erdoor valt je blanke halsje
Scheermesscherp versnijden
Dus doe dat maar niet
Want ik
Heb je hals zo graag hier
Aan mijn borst
Voor bij de grote dorst
Prachtig, appelglans vergaat niet.

Café De Roemer, Haarlem.