Ik zou zo graag schieten op alles
Keihard, met gerinkel van hulzen
Maar al dat gedoodval weerhoudt me ervan
dus dan maar, om troost, weer wat gulzen
* plop *
Ik zou zo graag schieten op alles
Keihard, met gerinkel van hulzen
Maar al dat gedoodval weerhoudt me ervan
dus dan maar, om troost, weer wat gulzen
* plop *
De moesson komt
maar eens per jaar
met je handen in je haar
bekijk je pijpenstelen
Je denkt “verdomd,
daar gaat mijn was
weer natter dan het gras
dat groei zo goed kan velen.”
Het bliksemt van de donder
Laten wij snel dijkjes bouwen
kwestie van onszelf vertrouwen
help, we lopen onder.
Kan wel wezen
is allemaal waar
maar niet minder raar
naar, wéér niets, behalve
gedachten aan iets
dat heel erg rijmt op mixing –
laat ik er niks over lezen.
Bij de uitschakeling van het Nederlands Elftal, in de halve finale van het WereldKampioenschap voetbal van 2014, in Brazilië, te São Paulo, door Argentinië, na twee verlengingen (0-0) en strafschoppen (2-4).
Ik wil een vriendin met geen donder te doen
en heel erg veel zin in van alles.
Niet voor voortdurend, alleen voor vandaag
maar wel regelmatig, stiekem in stalles
en buiten en eigenlijk overal.
Jij vast ook, maar dat zal.
Tiegelijk blij met het wegzijn van mei
en het huidig verloop van juni
strek ik mijn leden en glimlach ik blij
alles in mij is in unie.
Ik doe mijn lenzen uit
Trends, krakeel vervagen
al de dingen die mij schragen
toch een stuk forenzenbuit
Maar, dat is der dagen waan
daarom laat ik dus geen traan
– die pleng ik liever om wat uitmaakt:
dat wat kraakt.
Kalmte zal ons redden –
daarom verwed ik met liefde mijn wedde.
Ik ben een eenheid van vijf
die vierde houdt vast wat
de derde laat vallen
De eerste vloekt de boel stijf
de tweede legt lat
en beitelt de mallen
Samen scheppen ze beeld van wat moet
Altijd zout, maar zelden zoet
Die eerste is het liefst alleen
denkt “wat een ellende, waar moet dat heen”.
Maar de rest zegt: “Heb je zelf bedacht –
kappen met mauwen, kracht maakt macht!”
En nu sta ik hier op een berg –
maar voel me, vooral, dwerg.
De meicel ontspringt alleen dan
als niemand meer verwachten kan
dat nog iets wordt geboren
dan openbaart zich plots de bom
een reuzeklap, veel stof erom
en gaat een hoop verloren;
áls je nou zo zinloos bent dat
dat je ei moet zijn
plof dan lekker uit elkaar, doet u
maar, mag van mij.
Zal ik jou eens redden
van het spoken in jezelf?
Van de ketenrammel in je kelderlijk gewelf?
Waar ik stumpers zuchten hoor
op uitzichtloze dagen
en ik weet dat alles zich alleen maar kan vertragen?
Ik zal niet versagen
waar jij faalt, maar wel daardoor
brozen verder schragen, dus
waar jij uitsluit geef ik kus
en durf ik best te wedden.
Bazige buurkinders bossen elkander
wat rond en het klinkt wel stoer
maar is niet schrander
ze spelen ontslagje, en celstraf, ook
en, zwaardvechtend, echtpaartje, flink van de kook
(niet het minste, want beul en prinses
maar wel machteloos, tegen elkander)
dan blijkt de buurvrouw de tovenares
zet ze aan anders, heel slim
nu werken ze samen, toch vaak hersenschim
bij bevechten van zeepbellen, vol in de zon
waarna beste vriendjes – je wou dat dat vaker kon.