Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

Klam…

Klam
Trekt een schroeiende hitte omhoog
Trillend en stekend, en
Verre van droog
Blinkend
Teisteren glazen muren
Ogen en hoofd
Duivelse vuren
De nerf van het blad
Tekent zich af
In het groen
Als van koren in
Onvolgroeid kaf
Dat gefluit komt van vogels
Waar leven ontluikt
Waar een winterse wijk
Weer de zomer in duikt
Diep in mei

Allemaal op naar de zwembadflat…

Allemaal op naar de zwembadflat
Dikke pret maar
Vroeg naar bed want
Morgen weer goed opgelet
Schoolbordkrijskrijt
Stoort je horen
Stille stilte gaat verloren
Mooi geen vogels
Vliegen, tiener
Vijf minuten wisseltijd
Toch maar buizen
Niet aan denken
Daar, al elf uur
Krats! De spijt
In ’t bord met krijt
Gegrifd, maar ach…
Dat cijfer op
De eeuwigheid…

Laatste oevers schieten langs…

Laatste oevers schieten langs
Door dromen van beton
Waar fonteinen luidop klateren
In een felle najaarszon
Daar droomt een architect
Van een gouden englenburg
Waar wit zal schitteren en fonkelen
Een mens, een dramaturg
De kans te bouwen, te beheersen
Wat voor handen ligt in ’t groen
De kans te leven en te leren
De kans iets groots te doen
De kans op weidsheid en impasse
De kans op huldeblijk
De kans te scheppen, te creëren
Kans op buitenwijk

Kruiskonijn…

Kruiskonijn
De velden
Zo vrij en geurend groen
Van koren en katoen
Van gras en dotterbloem
Maar zand en slechts beton
Is daar waar jij begon
Torenhoog cement en staal
Ren, ren naar vrijheid
Loop naar licht en leven
Zwerf en droom
Inlé en Frith
Bid en leef
Zoon van de vlucht
Ontvolk dit stramme Schalkwijk
Even, voor eeuwig
Stramien van verbazing

Ik zou je nu iets willen schrijven…

Ik zou je nu iets willen schrijven
Lief en samenhangend
Of vals gaan zingen voor je raam
Heel goed bedoeld, maar stangend

Je denkt dat je een schilderij bent
Mooi, maar onbelangrijk
Maar ieder uur is vol van jou
Intens en droef gelijk

Omdat ik in mijn dom gestommel
Bang en zo onhandig
Je oerverveel en irriteer
Verkeerd en misverstandig en zo is dat.

Ik voel mij goed verdomme…

Ik voel mij goed verdomme
En wat mijn chef doet
Met die blonde
Minitrut met van die ronde
Wat mijn baas doet
Met die teef
Dat stel hersens als een zeef
Dat kan mij geen grafreet schelen
Dat kan mij geen zuur meer bomme.

Thuis in Panama, op doorreis naar IJmuiden en Amsterdam, in GEZELSCHAP VAN ARF.

Hitte en hilariteit

Ik had een vaag, een onbestemd verlangen
Dat, sperend door het laagland opgekomen
Het nekschot gaf aan al mijn warme dromen
En mij als in een herfstig web liet hangen

Hoe harder ik ging sprinten door de gangen
Van mijn geest, hoe minder ver ik leek te komen
Haar kruis leek, net als ik, van zweet te stomen
Haar tepels door haar blouse heen te prangen

Tot zover mooi, maar míjn zweet kwam van bangheid
Mijn trillen niet uit opwinding ontsproten

Mijn ogen schoten vuur, maar niet van geilheid
Mijn kruit had zij voortijdig weggeschoten

Mijn angst was angst voor de verslagen droefheid
In haar blik, waarin de mijne lag besloten.

Pauze in de kooischoonmaak en kamerzuig.

Het grijs

Ja, ik zie het grijs
En het metaal
De tegels en het
Koude staal
Maar kijk, daar zwepen golven
Zich woedend tegen grasland op
Daar zingen merels
Kijk eens op
Daar scheren meeuwen
Daar is licht
Waarvoor zelfs
Glas en blik nog zwicht
En hier zijn krekels
Geurend hout
Hier wordt een generatie oud
In Schalkwijk

Zeven zwanen zweven hier zo…

Zeven zwanen zweven hier zo
Zachtjes door de lucht
Omcirkelen de luchtballon
In stilte op de vlucht
Rivierterrassen vullen zich
Met riet en donker water
Daar zoeken eenden hongerig
Naar brood, naar vet voor later
Als herfst weer valt en
Winter komt de bomen
Weer gaan kalen
Het zwerk betrekt, en ijs zich legt
Op sloten en kanalen
Dan hult Noordholland zich in mist
En droomt van lenteweer
Dan kiezen duizend meeuwen zee
Dan
Keert de eenvoud weer

Neem…

Neem
De strijd
Een levende planeet
Bevrijd van mens
En de vervuiling
Rest slechts gloeiend heet
De zanden die verzinken
In agressie en geweld
Natuur tegen natuur
Geen waterweg, geen veld
En als er dan al goede wil
Bestaat rond Hachurat
Wie zal hem ooit ontdekken
In het eindeloze mat
Voor alles is verloren
Voordat alles is vergaan
Zal deze ene denkplaneet
In werkelijkheid bestaan