Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

En ik zou als ik dat kon…

En ik zou als ik dat kon
Het koor op vleugels zetten
En dan over het balkon
En niet op hoogte letten
Op zwanevleugels scheren
Langs een schitterende maan
Zachtjes langs de wolken veren
En ze wollig voelen wijken
Tot ik op dat strand zou staan
En daar zou ik al het zand
Oneindig door mijn lege hand
Tot stof laten vergaan
Het witte zand, het warme zand
Omhooggeworpen door de golven
Zou me daar hebben bedolven
Tot slechts zand nog restte van
Ik die ik eens was, geen man
Maar droom

Schalkwijk bij avond…

Schalkwijk bij avond
De rust om me heen
Jagende wolken
Hoog boven het steen
De wind in mijn haar en
De zon in mijn rug
Het golvende water
De spierwitte brug
Intense kalmte grijpt je aan
Je glimlach gaat over in peinzen
Je ziet het kolken van de lucht
Je ziet de torens deinzen
Je droomt, en wenst
Dat alles blijft zoals het is
Je rent, je zwemt
En als een vis
Drijf jij in eeuwigheid
Je denkt “wat maakt het verder uit?”
“Ik heb toch alle tijd…”

Edo III

Eindeloze onverbonden
Massa’s groene bladeren
Die stil fluwelig ruisen als
Het bloed dat door mijn aderen
Zo loom en rustig
Zuurstof, leven, rust en kalmte
Transporteert
Terwijl ik verder droom en loop
Bekijkt een kat gefascineerd
De mens die midden in de nacht
Alleen, volkomen onverwacht
Gegrepen wordt door schoonheid in
Een buitenwijk vol weidse pracht

En zo loopt Haarlem leeg…

En zo loopt Haarlem leeg
De exodus naar Amsterdam
Om elke hoek een stille steeg
Een droompaleis, doch
Minder tam
Het dorp, alleen gelaten
Strompel ik weer door zijn straten
Het zal wel gaan
Een stille fik
We zijn alleen
Mijn stad, mijn kalm geweten
Mijn moederland, mijn Spaarnestad
Mijn toevluchtsoord
En ik.

Voor het eerst vloeit hier…

Voor het eerst vloeit hier
Katharsis over
In nuchter denken
Maandagmorgen
Stil gezoem van
Generator, pagina van volt
Hart van flat en
Ziel van leven
Hier ligt onze
Zwakke plek
De stilte van de
Nacht dringt in
Op Schalkwijk
Slapend stadsdeel
Slechts de padden roepen
Dol van zomer
Om een nieuwe paring
Het is nacht

Nu zindert de lucht…

Nu zindert de lucht
Jagen stromen water van omhoog
Omlaag
In ’t natte bladerdek
Knettert bliksem
Breken ruiten
Bouwt een nieuwe Noach
Een ark van twaalf
Verdiepingen
En alles schuilt
En druipt zich droog
Het broeien laat niet af
En zie, daar spat
De druppel
Op de steunpaal van de berk
Uiteen, het regent
Boven Schalkwijk
En Schalkwijk is natuur

Klam…

Klam
Trekt een schroeiende hitte omhoog
Trillend en stekend, en
Verre van droog
Blinkend
Teisteren glazen muren
Ogen en hoofd
Duivelse vuren
De nerf van het blad
Tekent zich af
In het groen
Als van koren in
Onvolgroeid kaf
Dat gefluit komt van vogels
Waar leven ontluikt
Waar een winterse wijk
Weer de zomer in duikt
Diep in mei

Allemaal op naar de zwembadflat…

Allemaal op naar de zwembadflat
Dikke pret maar
Vroeg naar bed want
Morgen weer goed opgelet
Schoolbordkrijskrijt
Stoort je horen
Stille stilte gaat verloren
Mooi geen vogels
Vliegen, tiener
Vijf minuten wisseltijd
Toch maar buizen
Niet aan denken
Daar, al elf uur
Krats! De spijt
In ’t bord met krijt
Gegrifd, maar ach…
Dat cijfer op
De eeuwigheid…

Laatste oevers schieten langs…

Laatste oevers schieten langs
Door dromen van beton
Waar fonteinen luidop klateren
In een felle najaarszon
Daar droomt een architect
Van een gouden englenburg
Waar wit zal schitteren en fonkelen
Een mens, een dramaturg
De kans te bouwen, te beheersen
Wat voor handen ligt in ’t groen
De kans te leven en te leren
De kans iets groots te doen
De kans op weidsheid en impasse
De kans op huldeblijk
De kans te scheppen, te creëren
Kans op buitenwijk