Ga naar de inhoud

Categorie: Uncategorized

Dom spul

Ik heb in Rohan
Wat rondes gewandeld
Blijkt nu als ik, zwelgend
Mijn kelken hervul

En in een bruingroen
Van helderblauw breed
Heb ik in wat ik mijzelf toen verweet
Jou een meppend ding zien doen

Nu deed ik dat zelf en vind ik
Dat ik dat wat minder moet doen

Weg met relateren.

Toneelschuur, Haarlem.

Ray.

Weet dat
Waar je speelde,
Klank valt

Dat waar jij staat
Klater schalt

Jij, in deemoed
Blijft wel staan daar

Maar daarvan is
Weer niets waar

Dan dat
Jij dat meent.

Toneelschuur, Haarlem.

Ayurvaga

Jij kunt nou wel daar staan blaten
Dat ik zelf geen fouten ken
Maar ik heb hier net staan praten
Over hoe fout ik wel ben

Dus je lult weer uit je nek
Ik ben soms goed, maar niet gek
En ik ben stellig als ik weet
Want anders houd ik fijn mijn bek

Zou jij ook eens moeten doen
Hier, neem nog een biertje.

IJsbloemen

Het is geen elfstedenregen
Ik zie bloemen, in dit ijs
In dit kleinsteeds miezeren
Blinkt een paradijs

Over halfverlaten vaarten klatert
Hol, jouw lach
Die dat, deze winteravond
Eindelijk weer doen mag

En zo zie ik zomerwegen
Middenop een lange reis
Lach ik naar het licht, want ik
Zie bloemen, in dit ijs.

Toneelschuur, Haarlem.

Kroonlicht

Ik kan mij, bij jouw gezicht
Veel te weinig beelden
Zie geen wonden, dicht
Die eerder in jou heelden

Weet niet van het weids geluk
Dat in jouw blik niet schittert
Aan jou is ook nergens iets
Dat in nachtlicht schittert

En juist dat is fascinerend
Valt zo uit de toon
Spant, qua eigenaardigheid
Heel vanzelf jouw kroon.

Toneelschuur, Haarlem.

Als blikken konden bevruchten

Waar jouw kaaklijn langsglijdt
Uitgelicht door een zwalkende fietslamp
Trek ik mijn kaken, gemaakt, in saaikramp

Poog ik te weren wat niemand vergeet
Die vlaag van schoonheid die
Vlak voor het jaar vergleed
Langsgleed door donkerder luchten.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.

Ochtendvlucht

In dit dom, verdrinkend land
Hef ik er het glas op
Op een grijze winterdag
Buitelt zomer door mijn kop

Gouden vlinders op het water
Koren deinzend op de bries
En ikzelf al veel meer mager
Door natuurlijk vetverlies

Maar het is gelogen
Er is niets van waar
Ik sta hier rond en ongeschoren
En ik reis, van hier naar daar.

Station Haarlem Spaarnwoude.

Aan jou de narigheid

Vogelpest en palenrot
Rotten dralend voort
Ik heb daar maar niks van
Ik bouw voort, zoals

Het hoort, en
Maak mijn steenkastelen
Ruimte, om te spelen
Huizen, vol met vlijt.

Sloterdijk – Spaarnwoude.

Winterhoop

Rook uit jouw ochtendzon
Goudblauw versterkt
Hatert verstild
Boven witbevroren rails

En spartelend onder het slootijs
Buitelt de zomervis verder
Boven, over het viaduct
Lijdt een vrachtwagen luidkeels.

Station Haarlem Spaarnwoude.