Vlindervuur dat volgend
Op een doffe pof
Naar lager dwarrelt
(Schreeuwen, tussen bomen)
Waar het hoefdier kolkend
Scharrelt
Redt geen chokotoff
(Meeuwen, die ontkomen)
Schaduwkabinet.
Café De Roemer, Haarlem.
Vlindervuur dat volgend
Op een doffe pof
Naar lager dwarrelt
(Schreeuwen, tussen bomen)
Waar het hoefdier kolkend
Scharrelt
Redt geen chokotoff
(Meeuwen, die ontkomen)
Schaduwkabinet.
Café De Roemer, Haarlem.
Als je katverkouden bent
Dan ligt daar op de leuning
Wat zich niet meer waant, dat weet zich
Van jouw kroeg de keuning
Als je in een onbewaakt moment
Denkt “aan mij geen gemauw, zeg”
Vrees dan wat, de klapwiek van de kat
Gaat nooit meer weg.
Café De Roemer, Haarlem.
Er is, op derde dagen
Altijd zin te brengen in
De dingen die dat vragen
Tegen het verzengen in
Beter dan de baat die
Voor de daad uit gaat
Is altijd dat wat rede geeft
Want wie nu zorgt, die dan
ook nog leeft
Café De Roemer, Haarlem.
Bij het verscheiden van Bernhard, zur Lippe Biesterfeld.
Appelglas zal, als je
Erdoor valt je blanke halsje
Scheermesscherp versnijden
Dus doe dat maar niet
Want ik
Heb je hals zo graag hier
Aan mijn borst
Voor bij de grote dorst
Prachtig, appelglans vergaat niet.
Café De Roemer, Haarlem.
Geep, ik greep me
Fijn een borrel
Omdat ik geslaagd was
Niemand sleep me
Op de korrel
Omdat ik bedaagd was
Maar ik bleef
Bedaard beleven
Geen zin om nog meer te geven
Als, dan zal het dagen.
Café De Roemer, Haarlem.
Wat zich rood, in
Scherpe juklijn
Rechts van mij verschanst
Weet zich op de
Volle dansvloer
Nog niet uitgedanst
Ik reik de
Afgehakte hand en droom
Van terrorisme.
Café De Roemer, Haarlem.
Brrrr
Vrijgezellenfeest
Krijg de geest, met
Pip, en veren
Hip een heel eind op, en
Hop
Jezelf met kopstoot
Naar de kleren
Dan weer fijn de ring in
Met de frisse bindzin:
proost, en duizend duiten.
Café De Roemer, Haarlem.
Vooraf aan dat van Fischer, R..
Pek, die bij verstek
Wat valt
Op versgestreken vodden
Lijken die verbijsterd drijven
Rottend tussen lis en dodden
Kom, beleger mijn kasteel
Ik laat van u niets meer heel
Edel, zo te sterven.
Café De Roemer, Haarlem.
Kijk, het is de wintermelle
Dat voorspelt weer sneeuw
Waarvan ik dan altijd
Weergeeuw
Waar blijft de schreeuw?
Laat de leeuw, die is
Uit rellen
Nu geen tijd, voor
Krijsend dellen
Kijk, het is de wintermelle.
Café De Roemer, Haarlem.
Ik ben een klein zwart kevertje
Eergister vers herboren
En ’t eerste waar ik zin an heb
Is iedereen gaan storen
Ik ben een klein zwart kevertje
Dat uitmest wat verrot
Te vaak zijn er al veel te veel
En veel te hard bedot
Ik ben een klein zwart kevertje
En daarom ben ik hier
Daar ben jij ook, maar dan net niet
Geen reden voor plezier
Ik ben een klein zwart kevertje
Ik heb een leuke zus
En die gaat ook al dood
Ellende, dubbelplus, MAAR
Ik ben een klein zwart kevertje
Ik geef niet zomaar op
Dat heb je, met die kevertjes
Altijd klop, erop
Ik ben een klein zwart kevertje
En ik kom altijd terug
Ik ga niet weg ook, trouwens
Dat denken ze te vlug
Ik ben een klein zwart kevertje
Ik laat mij niet verslaan
Als jij een tel niet oplet
Trek ik snel mijn roze jasje aan
Ik ben een klein zwart kevertje
Dat afmaakt wat begon
Ik stamp en graaf, en zeg je dit:
The show WILL go on
Jip, Jip, Jahoe.
Voor klasgenoot Wim Boerrigter, die na lang ziekbed op 37-jarige leeftijd overleed aan slokdarmkanker, op 23.11.2004.