Ga naar de inhoud

Categorie: Uncategorized

Zondag

Ik zag vandaag een papegaai, die, blauwig in zijn kooi
Het ganse land de huid volschold
Als was genoeg met hem gesold
Het was bijzonder mooi

Zijn baasje schaamde zich een weinig
Zoveel was mij klaar
Ontwortelde verwoed zijn haar
Vertwijfeld en gepijnigd

Maar ik vond het wel geinig, dit botte bijlgekras
De buurvrouw was een stomme hoer, er stonden eikels aan ’s lands roer
Er zat vast porno in mijn tas

Prins Claus dat was een nazi-boer
En ik weet niet meer wat jij was
Waarschijnlijk interesseerde het de papegaai geen moer.

Maledictus

De vuilnisman komt vast niet meer
De dood zal daarentegen
Ons er zeker toe bewegen
Hem te volgen, scherpe sneer

En hoongelach zij dan ons deel
Want zelfverdelging onzerzijds
In zo een korte spanne tijds
Wordt zelfs een misantroop teveel

En wie gelooft dat hij zijn brood
Nog met zijn nageslacht zal breken
Zal zijn domheid zich zien wreken
In het bloedig avondrood

Althans indien hij door de deken
Van vergrijzing dat nog ziet
Maar hoe dan ook, het is bekeken

Zelfs het vroege vederlied
Is nauwelijks meer, dat is een teken
Waarom toch verstond men niet?

Isve

Ratmegrat hat kat gejat
Miersnie dostent bomme
Klakbot snahstra fokketok ist
Ofni fnik snipsivips ipsevirippetips
Stokfok ifraffetang staksoomoprofnoks
Rutfrutmehuttetut
Klutstuk.

AF↑

Schmooi!

Rambamsel, de beren zijn eerder begonnen
Meer mogelijkheden om zalig te zonnen
Van honing naar mais is een smaakvolle wending
Maar kippen zijn ver van ’n kassucces
Want ze zijn kassiezes
Zwávelstokjes
’n Grap ja, maar koud?
A pig is forbidden, discussions yet pending
De beren berammen hun zwel-o-tronnen

Lucht

Vergiste hij zich toen hij sprak: ‘het is over’?
Wat brak er, in stilte van binnen verborgen
En wie wilde hij zo genadeloos worgen?
Zijn klauwende hand stak de lucht in, zo pover

Zo schamel de opstand, metaalmoe de borgen
Zijn ziel in de ban van een ijzige tover
Bezeten, belust op revanche, nimmer dover
Voor raad en repressie, zo bang voor de morgen

Die vriesstille mist en ontberingen brengt
De onschuld voorgoed als verleden verdwenen
Het doodsangstig leven met uren verlengd

Muren van staaldraad die wreder dan stenen
Omheinen wat rücksichtlos wordt verzengd
Zien hem hangen, doorzeefd, en zijn onschuld bewenen.

Het dak op!

Dan maar de kou in, mijn schenen verbranden
Sprak Swanborn en brandde afschuwelijk zijn handen
Door stiekeme mistiks rook alles naar vissticks:
Smerige luchtjes zijn beter dan niks?

Met infantiel kladderwerk hoopt deze zot
Te bedotten wie klopt op de poort tot zijn krot
Wie zijn kop eraan waagt krijgt de klapveer erop
Want een rat heeft geen been voor een stevige rotschop

Joost mag het weten, of Adam een navel had
Joost heeft er geen, zo eenvoudig is dat
Joost is niet lèkker, zelfs niet voor de kat

Steeds gekker verspreidt hij zijn prut, deze sater
Gewetenloos geilt hij zijn ego naar later
En bazelt maar voort, deze kut van de kater.

Vannacht, zo ver, zo hulpeloos…

Vannacht, zo ver, zo hulpeloos
Zo koppig onbeweeglijk
Zanderig slapend, ademloos
Vrij van intentie, onvergeeflijk
Krachteloos van stille woede
De grijns van kaalgeblazen bot
Ontdaan van goeds, mijn moede
Smart doorsteekt mij met mijn
Vlijmend lot, slechts doffe pijn.

Tweespalt

Steek de boel in brand
En dan wil ik nog wel eens zien
Hoe snel het zengend door de straten zeilt
En of de ramp door jou voorspeld –
Dat Schalkwijk slechts twee poorten telt –
Ons krijsend in ’t hiernamaals keilt
Met al het leed van dien
Val jij dan schamel door de mand

Knip-knip.

Werp wolvolle nijntjes en zachtroze rozen
Mert verve versplinterend ram door het raam
Fluister fluwelig haar vloeibare naam
Alvorens te krijsen als honderden bozen

Ik haat van die springtandig giecheldrekdozen
Ik hak van hun paarden de poten eraf
Dat zwijmelen doen ze maar diep in hun graf
Als ik maar niets hoor onder ’t prettig verpozen

Weg met deze hoefjeshoeren, splijt ze met hun eigen zweep
Stamp ze onder in de modder
Maar pas op voor het paard, want het paard is leep

Oh, ja, het ros is het vuigste van allen
’t Heeft al die stomme snollen in zijn greep
En het móet ons humeur goed verknallen.