Ga naar de inhoud

Categorie: Uncategorized

Id

Alles is niets
Een vier onder vijf
Is Germaanser dan Diets

Een tweede paus Kok
Zal ons net als de eerste
Verkopen wat komt voor zijn gok…

Die is flink, rockt de ruiter
Naar alles gekromd:
Om de meter een stuiter

Hops, hops, haat het paard
Dat de sluier vertrapt
En de driehoge taart

Die, indien ik vanachter haar langsfiets,
Zal spreken, mystiek:
‘Niets is alles is niets’.

In trein Amsterdam-Haarlem met Nils Mühlenbruch, na door hem rondgeleid te zijn in de Rietveld Academie.

Nu

Peter is als journalist het best van ’t hele land
In Haarlem, slecht dus, want te aardig
Vol geweet en recht rechtvaardig
Peter staat te weinig in de plaatselijke krant!

Als opdracht in exemplaar van ‘Yo hallelujah!’, de tweede bundeling, voor Peter Bruyn.

Dwarsdoorsnede

Voorwaarts schrijden is vooruitgang, Joop
Maar alles heeft zijn grenzen
Wodka net zo goed als Benzen
En als burgers in een brandgangdoop

Nu gaan we strijdloos streven
Maar de bijl kan niet gerieven
En zal zo alsnog ons klieven
Eigenmoordend voor het leven

Het leven is een leugen, paradox vanaf de box
En God is groot omdat wij groot zijn
Daar komt hoogmoed van, onlox

En zelfspot is het zout der aarde
Krent in lange pap vol pijn
Wat telt, dat is helaas de waarde

Bus 77, na borrel met Stijn en Robbie.

Stails

Bas komt binnen, gooit dan buiten zinnen
Met zijn schotsgeruite grote tas
Geweld komt hem gewoon van pas
En moord dat is een middel, om te winnen

Moet geworden, goed gewonnen
Nog één pasje over
Graaf het graf dat zonder lover
Rust, denk niet meer aan geronnen

Bloed, dat zachtverlauwend
Stierf in stilte onder hopen
Kinderen, die sterven klauwend

Lijnen op een lage adelborst
Uranium doet kopen
Kerncentrales zijn de worst

Amsterdam-Haarlem per restauratiewagon, na borrel met Stijn, en Robbie. Als staart, onder andere.

Wijsheidswaan

En als nu onze Multatuli
Zegt: ‘Mijn God, wat zijn ze dom’
Denk dan niet: ‘Daar lach ik om’
Hij heeft het over jullie

Hij spreekt niet over hen, maar ons
Hij scheldt op jou en mij
Terecht, want recht doen staat niet vrij
Hij kreeg van ons als baas de bons

Ons volk is net zo stom geweest
Als elk dat volken heeft geknecht:
Een wreed, zichzelf bedriegend beest

En wilt u iets veranderen
Beschuldig dan uzelf, want echt:
Het ligt nooit slechts aan anderen.

Bij herlezing van Max Havelaar.

Maalderij

Muziek is een mistig ideaal
Dat streelt en zonder weerga teistert
Diep verwondt en dan weer pleistert
Zengend vuur, perfecte graal

Toren vol van eenzaamheid
Beelden van intens geluk
Muziek bouwt op, maar maakt ook stuk
Wreed, maar ook vol tederheid

En grillig springt de schone muze
Om emotie, naar de keel
Van macho’s, nitwits en confuzen

Laat mij dan die muze dienen
Vol van passie, sterk van klank
Van jubelen tot zielig grienen.

Lex hominis

Ik ben een halfgod, mijn adem brengt
Vuur en pracht bij zonsondergang
De wind is vol van mijn wondere zang
Mijn regen valt helend op velden verzengd

Ik ben een monster, mijn zieke brein zoekt
Naar dood en destructie in nieuwe gradaties
Mijn wreedheid waart rond in mijn fortificaties
Ik heb met mijzelf ook de wereld vervloekt

Ik ben een burger, een keurige knaap
Die de middenweg leeft tussen liefde en wreedheid
Die uitersten slechts bezoekt in zijn slaap

Ik ben een mens, een gevaarlijke weegschaal
Een kakelend lachen om eeuwige tweestrijd
Een nar, voor altijd aan de schandpaal.

Bij Bill Flanagan’s interview met Gordon Sumner in ‘Written in my soul’, Luitingh, Utrecht, 1988.

Streek

Witte streep steelt blauwe lucht
Vliegend tuig dat op zijn vlucht
Uit spansel rooft van wie er kijkt
De romantiek, gevoel verrijkt
De ziel van wie de hemel schouwt
En er zijn luchtkasteel in bouwt
En zo is diefstal geven:
Dat zijn streken van het leven.

Een dag om te sterven

Goedemorgen gooit met gouden stralen naar de tegeltjes
Vogels zoeken branievol naar weggeworpen brood
In de tuin, die vlamt van al haar geel, en paars, en rood
Goedemorgen leest hier beter dan vantussen regeltjes

Geen regeltjes, het werkendenken is voorlopig dood
Net zoals de winter met zijn koude sneeuw en pegeltjes
De wolken plakken op de lucht als kleine witte zegeltjes
Op ansichtkaarten, wormen graven door een groene zood

Hoog en laag lijkt heel de wereld zalig equilibrium
Maar ja, als ik de wereld was, vandaag de dag
Met al die aanslag, zat ik aan de valium

Dat zit ik toch, maar dat komt meer
Omdat ik weet dat wij gaan sterven
Te vroeg, en me dat ook realiseer.

Huub’s, Zwitserlandstraat 82, Haarlem.