Wie weet wat Willem werkelijk wil?
Zacht schimmelend ligt kefir stil
Terwijl ik welf van goede wil –
Ik kan er niet meer tegen:
Niet te vreten in de regen.
Wie weet wat Willem werkelijk wil?
Zacht schimmelend ligt kefir stil
Terwijl ik welf van goede wil –
Ik kan er niet meer tegen:
Niet te vreten in de regen.
Zo de man, zo zijn hond
Zo ook mijn mitrailleur
Alwetend dat ik zeur –
Een cirkelvormig eenheidsrond
Morgen zonder zorgen op
’t Vehikel staat al klaar
Milieu is een gebaar
Zo zetten wij daar borgen op
En Hennie Huisman, hulde hem
Zijn lach, zijn ogen, zijn gegil
Falsettokuiken zonder stem
Maar Joop dat is de grootste
Zo kleingeestig sterk zijn bril
Ons Jopie is de Joodste.
Lamschap is langer dan leven
Te sterk en te slap
Ruim en krap
Strak en beven
In trein Amsterdam-Haarlem met Nils Mühlenbruch, na door hem rondgeleid te zijn in de Rietveld Academie.
Alles is niets
Een vier onder vijf
Is Germaanser dan Diets
Een tweede paus Kok
Zal ons net als de eerste
Verkopen wat komt voor zijn gok…
Die is flink, rockt de ruiter
Naar alles gekromd:
Om de meter een stuiter
Hops, hops, haat het paard
Dat de sluier vertrapt
En de driehoge taart
Die, indien ik vanachter haar langsfiets,
Zal spreken, mystiek:
‘Niets is alles is niets’.
In trein Amsterdam-Haarlem met Nils Mühlenbruch, na door hem rondgeleid te zijn in de Rietveld Academie.
Peter is als journalist het best van ’t hele land
In Haarlem, slecht dus, want te aardig
Vol geweet en recht rechtvaardig
Peter staat te weinig in de plaatselijke krant!
Als opdracht in exemplaar van ‘Yo hallelujah!’, de tweede bundeling, voor Peter Bruyn.
Voorwaarts schrijden is vooruitgang, Joop
Maar alles heeft zijn grenzen
Wodka net zo goed als Benzen
En als burgers in een brandgangdoop
Nu gaan we strijdloos streven
Maar de bijl kan niet gerieven
En zal zo alsnog ons klieven
Eigenmoordend voor het leven
Het leven is een leugen, paradox vanaf de box
En God is groot omdat wij groot zijn
Daar komt hoogmoed van, onlox
En zelfspot is het zout der aarde
Krent in lange pap vol pijn
Wat telt, dat is helaas de waarde
Bus 77, na borrel met Stijn en Robbie.
Eén beentje blanker?
Blinker
Middenin de Kinker
Oerkrioelt het alsmaar linker.
Bus 77, na borrel met Stijn en Robbie.
Bas komt binnen, gooit dan buiten zinnen
Met zijn schotsgeruite grote tas
Geweld komt hem gewoon van pas
En moord dat is een middel, om te winnen
Moet geworden, goed gewonnen
Nog één pasje over
Graaf het graf dat zonder lover
Rust, denk niet meer aan geronnen
Bloed, dat zachtverlauwend
Stierf in stilte onder hopen
Kinderen, die sterven klauwend
Lijnen op een lage adelborst
Uranium doet kopen
Kerncentrales zijn de worst
Amsterdam-Haarlem per restauratiewagon, na borrel met Stijn, en Robbie. Als staart, onder andere.
En als nu onze Multatuli
Zegt: ‘Mijn God, wat zijn ze dom’
Denk dan niet: ‘Daar lach ik om’
Hij heeft het over jullie
Hij spreekt niet over hen, maar ons
Hij scheldt op jou en mij
Terecht, want recht doen staat niet vrij
Hij kreeg van ons als baas de bons
Ons volk is net zo stom geweest
Als elk dat volken heeft geknecht:
Een wreed, zichzelf bedriegend beest
En wilt u iets veranderen
Beschuldig dan uzelf, want echt:
Het ligt nooit slechts aan anderen.
Bij herlezing van Max Havelaar.
Muziek is een mistig ideaal
Dat streelt en zonder weerga teistert
Diep verwondt en dan weer pleistert
Zengend vuur, perfecte graal
Toren vol van eenzaamheid
Beelden van intens geluk
Muziek bouwt op, maar maakt ook stuk
Wreed, maar ook vol tederheid
En grillig springt de schone muze
Om emotie, naar de keel
Van macho’s, nitwits en confuzen
Laat mij dan die muze dienen
Vol van passie, sterk van klank
Van jubelen tot zielig grienen.