Tegen twintig woedes in
Verdedig ik mijn tijd
Die stil, en bij mijzelf gehouden
Dichterbij mij glijdt
En onverdroten vreemd ik mij
Bevreemd langs onvree heen
Ik heb, al sinds de ouden
Niets hier, dan mijn vlijt.
Toneelschuur, Haarlem.
Tegen twintig woedes in
Verdedig ik mijn tijd
Die stil, en bij mijzelf gehouden
Dichterbij mij glijdt
En onverdroten vreemd ik mij
Bevreemd langs onvree heen
Ik heb, al sinds de ouden
Niets hier, dan mijn vlijt.
Toneelschuur, Haarlem.
Zoals ons land, van licht en water
Wind en wilde wolkenluchten
Van de oude vestingsteden
Van de kerken en paleizen
Van het werken en bewijzen
Van de boude voortgangsschreden
Winst en milde beursvloerkluchten
Zoals ons land, van plicht en later
Is er nergens een, maar
Harry als je weggaat
Schrijf mij dan waarheen.
Ter WeM.
Naar aanleiding van bericht dat Harry Mulisch overweegt om Holland te ontvluchten, gezien de instabiele situatie.
In de laatste goudenregen
Herbegint mijn vlucht
Mijn vrije loop langs kouder wegen
Onder woester lucht
Aan de aanvang van mijn wezen
In een nieuwer tijd
Valt in mijn gezicht te lezen
Dat ik mij benijd
En langs mijn stille deemoed
Schreeuwt mijn jubelreik
Heel mijn wereld ligt hier in
Hoe ik naar je kijk.
Sloterdijk.
De dromen die ik van je heb
Die krijg ik ook van jou
Dat komt ervan, dat
Gaat vanzelf, ’t is
Niet eens daarom dat ik
Van je hou, maar ik
In stilte herverstomd
Vraag mij ook nog nimmer af hoe
Dat dan wèl komt.
In alleenspraak onder
Vaalgeel blauw
Hervind ik mij
Onbeholpen binnendringend
Trekt mijn grauwig volk voorbij
En ik zin door mijn spiegelglas
Dat altijd al nooit echt van mij was
Grinnikend op kleur en roering
Die ik, vast inwendig zingend
Ophang aan mijn stemvervoering
Wacht, verwacht mijn
Snaren.
Ter WeM.
Terras van ‘WS O’Brian & Sons’, Tempeliersstraat, Haarlem.
Tegen ’t bewegen van wolken en tijd
Voel ik de tragere kolk van mijn nijd
En daar waar de standaard zich wrakend ontklast
Weet ik dat die beter past.
Aalsmeerderbrug.
Dat mijn kale vaderland
Zich zo een dichter wenst
Betekent dat het die niet echt verdient
En dat het, vlak voor wereldbrand
Niet ziet wat haar begrenst
Dat doet haar terugverlangen naar
Een vroeg verscheiden haarloos vriend
Die dat nooit is geweest
Kermis, voor het beest.
Toneelschuur, Haarlem.
Nee, niet vanavond
In deze leegte drink ik niet
Ik wil het niet, mijn stil verdriet
Laat zich vanavond niet verzuipen
Steels en kruiend blijft het sluipen
Kruipt het langs mijn wal
oe mij een genever, snel
Dat moet, voordat ik val –
Het is me straks de morgen wel.
Toneelschuur, Haarlem.
ik verdroom mij wezenloos
waar, na gedane zaken
het goed droomloos wezen is
als al mijn botten kraken
en waar ik in zijn eindigheid
hart’s haven weer weervind
terwijl zich mijn gehavend hart
weer terugwerpt op het kind
Dit is mijn wasdom –
drink, van mijn jeugd.
Toneelschuur, Haarlem.
Klam angstzweet breekt mij open
Dit laat zich niet overlopen
Strammerlangs of buitelluid
Spoor ik vallend door mijn tropen
Schop ik slop mijn leven uit
Klapschaar bangervan.
Station Haarlem Spaarnwoude.