Terwijl de wind dwars door mij zingt
En snijdt naar beter tijden
Belooft de kwade langsraas een verlossing
Uit mijn lijden
Maar als ik naar jouw zachte kaak kijk
Opgeheven naar de kou
En naar de trots die in jouw ogen
Glinstert houd ik hier van jou
En weet ik dat ik rijden zal
’t Kan wachten, dat is al
Sloterdijk.