Ik bloei bij verachting niet, zweer niet bij wreedheid
En wentel niet smalend in ademloos blikken
Ik pantser mij tegen mijn eigen verkrachting
En voel me in zulke attentie verstikken
De twijfel regeert mijn volkomen verwachting
Ik bied u mijn wang, ongewild, voor de slag
En, alleen maar gejaagd door de jankende tijd
Scherp ik mijn horens, ik denk dat dat mag
En ik hoop op uw jurisprudentie
Maar voel slechts decadentie.
Bij Berg.
Aangaande Douwes Dekkers verachting voor zijn publiek.