Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Denkend aan Diepenveen

Denkend aan Diepenveen
blijft mij het licht bij
licht dat er niet lijkt te zijn

Als je niet oplet dan is het er niet
En naar wat je niet kent ga je niet heen
Reden toch, voor ongevoeld verdriet

want Diepenveen
dat niet bestaat
verborgen vaak verloren gaat

is hoe het soms kan zijn:
licht, en rust, en rein.

n.a.v. Tweet van @jwsmit over ‘Moeke‘ te Diepenveen.

Onttovering

Onttovering zou ik het liefst
een wonderslinger geven
Zodat de harde tover, echt
zou hechten aan het leven

Dat al die bling, die schittering
die vaak voor tover doorgaat
sneven zou, met slechten
dat zou ik durven zingen

En als een springer beven
is altijd wel nog beter
dan in het lover hangen
maar blijft hoe dingen gingen

Gaan is niet voor bangen
Tover niet voor kijkers
die willen goochelaar
Ik wil dat niet, ik vind dat naar

Ik wil geen slappe strijkers
maar hoog en hard en sier
onttovering zou ik het liefst
dat brengt de tover hier.

Het heen en weer.

Het heen en weer dat elke keer
als ik niet kijk voorbijtrekt

dat gans het zwerk met grauw bedekt
en in de gauwigheid verdwijnt

dat heeft, als de ochtend schijnt
schijnt het, mij alweer geraakt

het kraakt in al mijn botten
die van binnenuit verrotten

krijg het heen en weer.

Bij schade, nietgevende nepmalloten, wenshebbende drogdromers – en kutmuziek, kutmuziek, kutmuziek.

Stuitend

Menig malloot rekent
zich snel rijker

als prijker met mening
op wereldwijd net

maar ik vind maar net
dat het allemaal armer

en weer minder warmer
is aangezet:

net als morgen zal
vandaag

nooit meer hetzelfde zijn
zo was het altijd al

eeuwen van bal:
een wereld vol pijn

en je kunt je ogen sluiten
doen of je niet ziet

dan gaat u hierop stuiten:
het helpt niet, het

helpt niet, het

helpt niet.

Om de Reaguurderswaanzin die op Apeldoorn volgde.

C09

Mijn sloffen donderen
over jouw macadam
Rammelend rond ik
de eerste bocht

En tegen de tijd
dat ik, net niet
de rand rakend
rakelings langs het lang
scheurend omlaag scheer

voel ik de wind
die niet waait
om mijn haren die
niet kunnen wapperen

onder mijn helm
Maar iedere schelm
zal toch iedere keer
juichend onbuigzame paal
voorbij klapperen

vallen de velgen
weer neer, weer neer
suis ik, verguis ik
maar kruis ik dat kutpaalstuk

ruk ik mijn wagen
de bocht uit, de looping in
even gewichtloos en zinkend
vertragen, toch joepelig hoepelend
er weer uitknallend

razend gevaarlijk dicht
langs gouden middaglicht
verder de banen langs door
de chicane

en dan, voor de gouden poort
spring ik verrukt
in de lucht en de vlucht voorbij

schiet ik het rood over
tover ik mij toch voor altijd
blij

gelukt, gelukt, gelukt:
er slaat tweemaal
klinkend edelmetaal:
ere wie ere toekomt.

Over Trackmania Nations Forever‘s huiveringwekkende Track C09.

Sodesode.

van die grote grauwe
onfrisbruine dozen
waar je instopt wat
je liever snel wilt lozen

daar wil ik jou indoen
met een stickertje erop
“snel naar heel ver weg”
– dat lijkt mij nou top

met, het liefst, een flinke prop
stevig in je giechel
maar dat zal niet gaan, want
ik zie jou in de spiegel.

Welkom in Nederland

Zomaar, je
vroeg het niet
In de hoop
dat je ’t ziet

Ik maak mij zorgen
Hoop dat je geborgen
en heel op ons land bent geland
Ik heb dat niet in de hand

Dat vind ik ergerlijk
Ik heb mij werkelijk
zelden zo blij
aan mij

geƫrgerd.

De Sjaak

Nooit niet op commando
Dat haalt de dood erin
Maar eigenlijk is die er toch
en heeft-ie altijd zin

Dus och, wat maakt het uit
(geen fluit, want)
Alles gaat glissando
En als je nou nog wist waarheen
dan stond je minder vaak alleen

en kon je beter sturen
Maar zo is het dus nooit geweest
Beter, dat is bij de buren
Hier is het nooit feest

Dus maar toch een feestje bouwen
– niemand anders doet het
Leven moet je zonder mauwen
– als het niet kan moet het

Dus is er grijs, maar zie ik goud
omdat ik het vertik
en schrijf ik een gedichtje
dat ik stiekum tik

voor jou
– hee, hoe gaat het nou?

Dichter met rijbewijs

Dichter met rijbewijs
Ik dus wel en nooit kwijt
Nog, als ik afklop
Dan nooit onder sturen

Soms duurt het uren
Voordat ik weer stop
Is er geen tijd
Voor, op andermans reis

Maar altijd komt toch weer
Dat vreemde moment
Van pen de terugkeer
Tot perkament

Al is het digitaal:
Dichten is het, allemaal.

Ars poetica

Iemand zei mij: “Dichten dat is werken”
‘k Heb het zelf toch nooit zo ondervonden
K denk zelfs dat als het zo moet werken
heel de waarheid deerlijk wordt geschonden

Dichten, dat moet vloeien
Vrij en wispelturig als de ziel

die, als het nou toch ergens om gaat
ten paleize zo goed als op straat

het verhaal zo rond maakt als het wiel
en is wat moet, en zich wil laten, boeien

Kunst, die zal verbazen: dicht-, bij volle glazen.