Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Leidend licht, ter hemel

Mijn stad, waar je omheen kunt varen
komt slechts zelden tot bedaren
Maakt zich druk om allerlei
maar is intussen stiekem blij

dat ze niet die ander is
die alsmaar oprukt, en gewis
al denkt dat het niet andersom
maar wij van haar is (dom)

Mijn stad weet wel beter
Mijn stad lacht zich krom
Mijn stad lijkt een saaiheidsmeter
maar doet dat erom.

Remora

Ik wil je niet als zuigvis
en daarom niet als vriend
ik vraag me af waaraan ik
dit toch heb verdiend

Wat deed ik dat je zo deed doen?
En was dat net of was dat toen?

Het is mij geen gemis:
ik voel me stukken vrijer
met elke dag die langsglijdt, pik
word ik een stukje blijer.

Bespaarlem

Als je uit mijn stad zou komen
of er woonde, al die tijd
zou je net als ik de zomen
ervan kennen, en bevrijd

van een terugkeer blijven dromen
als je ergens anders was
naar de bomen, gras of plas
torens, van de oude vromen

en als je in mijn stad komt wonen
wil je nooit meer weg
of even soms, dat je dat denkt
maar dat blijkt dan, later, pech.

Dit hier is een stad die wenkt
maar stil en onopvallend
kaart zal haar niet tonen
groot, rood, knallend

doen ze even verderop
daar zijn ze dat gewend
hier heerst zuchten en getob
en zucht naar stilte in de tent.

Nu dit alles is gebeurd
maar niets hier is veranderd
wordt daar hier niet om getreurd
Blijken zal, of jij verschrandert.

Dat is om het even.

Superzomp

Ik zit hier op een plein en denk
de wereld weg, er is geen zwenk
die ik zou willen maken

waar zou ik voorgoed geraken
dat mij liever was dan hier?
Barvrouw, breng mij nog zo’n bier

ik ben overal geweest
in woud, bij bergen, langs rivieren
dat bevrijdt beslist de geest
en dat is iets om te vieren

maar het blijst was ik bij terugkeer
naar waar wind waait, langs de plas
hier ben ik in eigen sas:
geef mij dit moeras.

Voor Joost Pollmann.

Uitgevogeld

Dit is zo’n dag dat vogels poepen
op mijn vers gedane was
en dus wens ik grote groepen
vogels, even, aan het gas

Totdat ik erachter kom
dat de boter lekte
ik mij dus ter teiltje krom
en grimlach van de gekte.

Eenmaal met de koelkast klaar
op het balkon gezeten
zie ik dat een vogel daar
op mijn deurmat heeft gescheten.

Lul.

Twee klop voor op je kop
En de tyfus, voor je zusje
Zak maar lekker in de stront
Nee, je krijgt geen kusje

Ik hoop op je stervensmare
die bazuin ik alsdan rond
ik zal pas bedaren
bij je graf, daar kak ik op.

Sukkelbunker

Denkend aan Nederland droom ik een nachtmerrie
meerderheid, hier, dat zijn schoften
kleingeestig, bang, verscholen op loften
ondergedoken in misrealisme

Maar ik word niet wakker, in deze herrie
is slapen het enig verweer
weer trekt de zwarte colonne tekeer
ik, hier, hunker, naar meer humanisme.

Ontwaakt

Ik kan maar niet begrijpen
waarom mensen dingen doen
om een ander af te knijpen
voor de lol, of voor de poen

Ik kan maar niet bevatten
waarom mensen dingen willen
(van een ander, en die) jatten
en ik slik niet eens veel pillen

Misschien moet ik dat wel eens doen
En verder niet meer denken
Maar liever geef ik jou een zoen

Laat u toch niet langer krenken
Wees eens hard en koen –
hoor de waarheid wenken!

Toeval.

Als tegen alles in de stroom
zich om de spoelen wikkelt
en eenzaam in het wit van stoom
een bergbeklimmer bikkelt
valt het allemaal vast mee
maar keihard naar beneden
Steen dan even koud als zee
en leven snel vergleden.

Het Wapen van Bakenes.

Kunst

En als ik dan door straten loop
waar ik altijd al liep
met in mijn hoofd die stem die net
alles in mij opnieuw schiep

weet ik dat ik thuis ben hier
en dat ik goed heb opgelet
dus, vind ik, verdien ik bier
dat ik op zijn gezondheid koop.

(Voor Art)