Ik kijk weer naar de stille swoesj
het eind is weer begonnen
Ik gleed net van de trap, zo is
het bloed nog niet geronnen
of de pijn slaat alweer toe
ik ben het leven moe
maar kan niet rusten tot ik
nog meer, en nog verder
doe.
Ik kijk weer naar de stille swoesj
het eind is weer begonnen
Ik gleed net van de trap, zo is
het bloed nog niet geronnen
of de pijn slaat alweer toe
ik ben het leven moe
maar kan niet rusten tot ik
nog meer, en nog verder
doe.
Als Haarlem Haarlem was
dan zou ik haar geloven
maar alles is gelogen
in dit rondje bij de plas.
Mijn fijne stad bij de zee
is zichzelf, zelfs als niemand
dat ziet. En altijd perst iemand
haar weer in een lied.
Maar daar past ze niet in, dus
dat drijft vanzelf, op de brede
rivier traag de stad uit.
Ze doet vanzelf toekomst
ze lacht om het heden
Kalm in haar trage sliepuit.
Ze is ijskoud maar knus
heeft vanzelf haar bekomst
maar ze klaagt niet, ze doet
het ermee.