Ga naar de inhoud

Maand: september 1988

De lucht is guur, ’t is zeven uur…

De lucht is guur, ’t is zeven uur
En ergens bij Stavoren
Wordt, zonder enig waarschuwen,
De droefenis geboren.
Zijn moeder neemt hem op en trekt
Terstond naar ander oorden –
Immers, zo zij bleef, dan zou men haar
Terstond vermoorden;
Althans, indien men weten zou
Welk werk haar klamme dijen
Na maanden produceerden uit een
Stevig potje vrijen.
Helaas, ze weten niet, en dus
Is zij voor niets vertrokken
En daarom zitten wij nu nog
In Haarlem met de brokken.
Nog éven had het anders kunnen,
Anders móeten lopen:
Bij aankomst aan de rand der stad
Bleek harer poort niet open.
‘Mevrouw, het is te laat:
de poorten zijn gesloten’
‘Welaan dan, blijf ik wachten’, sprak zij
Moe, doch onverdroten.
Nu, vele jaren later,
Verpest haar kroost de sfeer;
Het richt zijn blikken her- en derwaarts
Niets is heilig meer.
Maar niets beheerst het werkelijk,
Van niets heeft het verstand:
Behalve van grootsprakigheid
En kladden op de wand.
En in zijn boekjes schrijft het
Puberaal: ‘pies, poep en pik’ –
Ach, Lieve Heer daarboven, wilt u
Mij eens iets beloven?
Koop eindelijk een vuilniszak
Van Fardem-grijs en mik
Voorgoed, ver weg van ons als ’t kan,
Daarin Rococcorick.

Met dank aan het spionnenwerk der Hork, Klaus Beekman en Eduard Douwes-Dekker, en, oh ja: Rococcorick.

Des morgens hink ik zwaar bepakt op krukken door de stad…

Des morgens hink ik zwaar bepakt op krukken door de stad
Des avonds hang ik kreupel in de kroeg, bezweet en zat
Het lot heeft mij en ook mijn enkel zwaar unfair behandeld
Maar nooit zijn deze wegen door mij meer intens bewandeld
Dus zo zie je maar, er is wat voor te zeggen
Jezelf vanuit de bus eens vrolijk neer te leggen
Men kijkt mij immers steeds met passend medelijden na
Da’s leuk, en daarom dus: heb dank,
Mijn lieve NZH! (bis)

Zo’n dag waarop het heftig waait en ALLES mislukt.