Licht valt traag op rode rozen
Wind speelt wakkerzacht, erover
Oerkracht hoedt de bloem, zo pover
Kleur vermurwt het brein der bozen
Voel ik mij een vuile rover
Onder ’t plukken en ’t lozen,
Sleep ik later weer op rozen
Onder treinen, zand erover
Maar buigen zich de bollebozen
Ernstig over eng getover:
Ziet uzelf dan als leprozen
Ritselt naast u fluks het lover
Beuk dan bovenop de brozen:
Wees voor kreten nimmer dover.
OMHP, Het Paleis.