Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

Onverschil

Als ik in jouw ogen kijk
Zie ik enkel onzin
Als ik wacht totdat jij praat
Hoor ik enkel slap geblaat

En daarom wacht ik niet
Voor mij ligt, daar om de hoek
Zeer waarschijnlijk wat ik zoek
En wat ik wil, in het verschiet

Jij mag lekker blijven
Bijtend naar de wereld kijven
Zout in open wonden wrijven
Het zijn toch de mijne niet.

Novecento, Haarlem.

Lijnzucht

Friettieten maak je
Alleen maar als man
Daar werk je lachend jaren an
Met vette mayonaise

En daar hoort dan gistpens bij
Maakt de vetste venten blij
Van hier tot Père-Lachaise

Wie daar nog niet heen wil
Schraagt zijn eigen koente
Vreet met lange tanden dan maar
Knallerkilo’s groente

Liever nog jeneverlever:
Bah, bah, bah.

Zwermpark

Dwars door troepgevoel,
In parken
Voer ik boomrat, zonder
Harken

Kleine stukjes brood

En, terwijl ik, in de zon
Van jou hoor wat jij ooit kon
Gaat, een eindje hier vandaan
Een dierbaar iemand dood

Ik moet dan maar wachten
Boomrat voerend, in gedachten
Op mijn eigen avondrood

Meisje, dankjewel.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem. Voor Betty Warmenhoven.

Terug II

En hier, terwijl ik onbewolkt
Dwars door jouw regen loop
Is de halve wereld blijven
Liggen, waar-ie zich bezoop

Aan kwaal, en introspectie
Zelfverzekerd ik gesloopt
Zonder wereldbeeldcorrectie
In een echter zelf verherdoopt

Maar de richting kwijt
Zo, voor altijd vechtend om
Een uitweg uit de nijd
Oogkleprecht maar bazelkrom

Geef mij wat hier in mij kolkt
Een hele andere tijd.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Mooi

Ik heb, in jouw verademing
De mijne ook gevoeld
Dat wat jij mij schrijft heb ik
Ook van mijzelf uit zo bedoeld

Maar ik zou dat niet schrijven
Heb, in wat mijn kop doorwoelt
En in, van jou, die ene snik
Alles al zolang versjoeld

Dat ik, alleen, kan wachten
Waar ik zelf niet eenzaam ben
Maar enkel nog alleen
Schrijf ik, desnoods eindeloos

Alles van mij heen
Maar liever niet.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Feest II

Waar ik, in jouw wilde glimlach
Grimmig zuchten heb bespeurd
Heeft een ander jou verhandeld
En als wegwerpvlees gekeurd

Had ik, net zo overdronken
Op die avond daar gewandeld
Dan had ik mij zonder lonken
Neergelegd bij hard gelag

Was ik van jou weggelopen
Stil tot in mijn hoek gekropen

En was ik daar nog geweest
Maar dat heb ik niet, en daarom

Is het, toch nog

Uiver.

Tijdlijk

Omdat ik, in verloren uren
Door dat raam heen kijk
Weet ik mij in zuurder turen
Heel vanzelf onbilliklijk

Waar, in groenverbruind kastanje
Heel jouw woud oranje ademt
Zet ik in vergeelde franje
Heel mijn wezen onbevademd

Peilloos diep hier neer.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Ontplofrood

Gothisch en cyrillisch
Idyllisch overvoerd
Trek jij spek vanzelf erover
En zo wordt dat zwoerd

Waar ik vet en venkelwens
Samenbal tot balen gyros
Bindt zich een vernieuwde eros
Tot een ouderwetse mens

Ik zie u, niet daar maar hier
Te kortzichtig voor vertier
Herversnoerd, ontploktfok

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Voorjaarsdepressie

Maar ik kan
Met alle slechte wil die in mij is
Dat ook niet helpen

Wat vanzelf komt vliedt te snel
Stolt te slecht, hel te stelpen

Zo bijzonder als ik ben
Als jij mij zegt te vinden

Kan ik toch niet temperen
Wat me blijft verblinden

Wil ik dat ook niet maar kan ik
Met die warmte niets
Dan wachten, tot het winter is.

Nieuwe Vide, dak.

Vox impopulistici

Ja, dat kun je vinden
Maar dat mag ik ook
Tegen dit verblinden
Schraagt zich breed mijn woedekook

Dat kan mij niks schelen
Ik heb mij te velen
Dat is erger, ook.

Dak, van Nieuwe Vide.