Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

Ik wil naar Bapetikosweti!

Ik wil naar Bapetikosweti!
Een thuisland voor Chielies, dat lijkt me nou fijn
Ik heb zelden zo krachtig gelachen
Als toen Pieter-Dirk Uys het irrationele
Aan ’t lullen van Pik, dus het tamelijk vele
Met varkensoogjes, vanonder plaggen
En hitlersnor duidde, hohelp dat was gein
Hè? Nee, ik verzin het niet, zo héét-ie!

Rein

In zacht, verhelderend middaglicht
Flits ik, tweehoog, met de wind in mijn oren
Door luchten die zelfs nihilisten bekoren
Ik zweer dat ik zwaar voor hun schoonheid zwicht

Maar ik kan niet aan stalen staketsels voorbijgaan
Die binden de blik en doorsteken het uitzicht
Van hier, in de zon, tot daar, waar het weerlicht
Zachtjes zakt uit mijn ooghoek een traan

Maar mijn rede wil zulk een gezwijmel beteugelen
Industrie is iets nuttigs
Niet meer gaan dromen en helderblauw vleugelen

Nooit meer verloren gaan, bodemloos bammen
Hippies zijn iets truttigs
Maar bedrog is er moeielijk uit te rammen.

Wat leeft?

Wie weet wat Willem werkelijk wil?
Zacht schimmelend ligt kefir stil
Terwijl ik welf van goede wil –
Ik kan er niet meer tegen:
Niet te vreten in de regen.

Wanda

Vergeef mij, dit leidt tot verwarring
Maar mijn oor, dus mijn hart
Is van rede de dief
Vandaar mijn in corde zo strakke verstarring
Ik moet dit bekennen, al valt dit mij hard
Door de schaamte, ik vind u zo vreselijk lief.

Voor de Vlaamse Wanda.

Van mensen en potloden

Ja, daar is Peter
Maar waar is zijn kader
De bladzijden, mal
Voor zijn malle bestaan?

Zijn lijnen steeds beter
Verfijnder, niet kwader
Steeds minder in tal:
Heiho, de stripfiguur stormt aan.

Kruyswijk, niet Bruyn.

Oud en nieuw, er was eens…

Vantussen de kussens komt heel eng de slungelman
Strevend naar doodslag om later te leven
Of niks was gebeurd, heel de fikse tijd sof
Maar voortdurend ertussen zijn neus en lang haar

Als tussen de bussen de verfzwengelaar
Reeft om de ranzige rotjongens heen
Vol vis, is dat lekker, maar dienstelijk dom
Baardgurend, lussend de leus, vissen maar!

De koning kraait kierend in krotten tekeer.

10TV

Zo de man, zo zijn hond
Zo ook mijn mitrailleur
Alwetend dat ik zeur –
Een cirkelvormig eenheidsrond

Morgen zonder zorgen op
’t Vehikel staat al klaar
Milieu is een gebaar
Zo zetten wij daar borgen op

En Hennie Huisman, hulde hem
Zijn lach, zijn ogen, zijn gegil
Falsettokuiken zonder stem

Maar Joop dat is de grootste
Zo kleingeestig sterk zijn bril
Ons Jopie is de Joodste.

Punt.

Lamschap is langer dan leven
Te sterk en te slap
Ruim en krap
Strak en beven

In trein Amsterdam-Haarlem met Nils Mühlenbruch, na door hem rondgeleid te zijn in de Rietveld Academie.

Id

Alles is niets
Een vier onder vijf
Is Germaanser dan Diets

Een tweede paus Kok
Zal ons net als de eerste
Verkopen wat komt voor zijn gok…

Die is flink, rockt de ruiter
Naar alles gekromd:
Om de meter een stuiter

Hops, hops, haat het paard
Dat de sluier vertrapt
En de driehoge taart

Die, indien ik vanachter haar langsfiets,
Zal spreken, mystiek:
‘Niets is alles is niets’.

In trein Amsterdam-Haarlem met Nils Mühlenbruch, na door hem rondgeleid te zijn in de Rietveld Academie.

Nu

Peter is als journalist het best van ’t hele land
In Haarlem, slecht dus, want te aardig
Vol geweet en recht rechtvaardig
Peter staat te weinig in de plaatselijke krant!

Als opdracht in exemplaar van ‘Yo hallelujah!’, de tweede bundeling, voor Peter Bruyn.