Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

Landloop strekt tot aanbeveling

Je hangt een laken om je kop, en hop! Je bent een spook
Door klapperpang is heel de wereld bang van jou, revolverheld
Met bezemsteel en stoelen wordt de zolder eigen vliegveld
Met stiften en een kladblok ben je Rembrandt, en Picasso ook

Zij is een prinses, ze zal heur haar naar buiten werpen
Voor een prins zo onweerstaanbaar als jijzelf, hoe anders kan ze?
Als alleen de regen komt sta jij daar juichend in te dansen
Blij met de ontberingen, omdat die je gevoelens scherpen

Ho, maar wees voorzichtig, want je dagen zijn geteld
Van krijs tot hopelijk een zucht, tevreden voorbestemd
Na een leven van hard werken wordt herstel dan afgebeld

En wie blijft dromen eindigt in zijn allergoorste hemd
In de goot, althans, da’s meestal zo, verloren, zonder geld
Maar gelukkig, omdat rijkdom de ontwikkeling maar stremt.

’s Ochtends heel vroeg.

Lofdicht op klootlozen

Nou, goed, dus je denkt dat je bent, en wel hierom
Dat binnen je harses signaaltjes verpulsen
Grijze brij maar blijft convulsen
Daarom, denk jij, ben ik dus, maar da’s dom

Vader Kerstmis is al jaren vastgevroren aan je poolkap
Sinterklaas beveelt er zwarten, onder schimmeltrippeltrap
Ruud Lubbers is al jaren jouw minister-president
En jij bent braaf getrouwd, met een vrouw die je niet kent

En jij probeert mij katten in je rotzak te verkopen
Lukt dat niet direct, dan gaan ze zwemmen leren
Zo is alles valse schijn, van je knoken tot je knopen
God heeft jou gemaakt, mijn vriend, en deed dat zonder kleren.

Ik wil naar Bapetikosweti!

Ik wil naar Bapetikosweti!
Een thuisland voor Chielies, dat lijkt me nou fijn
Ik heb zelden zo krachtig gelachen
Als toen Pieter-Dirk Uys het irrationele
Aan ’t lullen van Pik, dus het tamelijk vele
Met varkensoogjes, vanonder plaggen
En hitlersnor duidde, hohelp dat was gein
Hè? Nee, ik verzin het niet, zo héét-ie!

Rein

In zacht, verhelderend middaglicht
Flits ik, tweehoog, met de wind in mijn oren
Door luchten die zelfs nihilisten bekoren
Ik zweer dat ik zwaar voor hun schoonheid zwicht

Maar ik kan niet aan stalen staketsels voorbijgaan
Die binden de blik en doorsteken het uitzicht
Van hier, in de zon, tot daar, waar het weerlicht
Zachtjes zakt uit mijn ooghoek een traan

Maar mijn rede wil zulk een gezwijmel beteugelen
Industrie is iets nuttigs
Niet meer gaan dromen en helderblauw vleugelen

Nooit meer verloren gaan, bodemloos bammen
Hippies zijn iets truttigs
Maar bedrog is er moeielijk uit te rammen.

Wat leeft?

Wie weet wat Willem werkelijk wil?
Zacht schimmelend ligt kefir stil
Terwijl ik welf van goede wil –
Ik kan er niet meer tegen:
Niet te vreten in de regen.

Wanda

Vergeef mij, dit leidt tot verwarring
Maar mijn oor, dus mijn hart
Is van rede de dief
Vandaar mijn in corde zo strakke verstarring
Ik moet dit bekennen, al valt dit mij hard
Door de schaamte, ik vind u zo vreselijk lief.

Voor de Vlaamse Wanda.

Van mensen en potloden

Ja, daar is Peter
Maar waar is zijn kader
De bladzijden, mal
Voor zijn malle bestaan?

Zijn lijnen steeds beter
Verfijnder, niet kwader
Steeds minder in tal:
Heiho, de stripfiguur stormt aan.

Kruyswijk, niet Bruyn.

Oud en nieuw, er was eens…

Vantussen de kussens komt heel eng de slungelman
Strevend naar doodslag om later te leven
Of niks was gebeurd, heel de fikse tijd sof
Maar voortdurend ertussen zijn neus en lang haar

Als tussen de bussen de verfzwengelaar
Reeft om de ranzige rotjongens heen
Vol vis, is dat lekker, maar dienstelijk dom
Baardgurend, lussend de leus, vissen maar!

De koning kraait kierend in krotten tekeer.

10TV

Zo de man, zo zijn hond
Zo ook mijn mitrailleur
Alwetend dat ik zeur –
Een cirkelvormig eenheidsrond

Morgen zonder zorgen op
’t Vehikel staat al klaar
Milieu is een gebaar
Zo zetten wij daar borgen op

En Hennie Huisman, hulde hem
Zijn lach, zijn ogen, zijn gegil
Falsettokuiken zonder stem

Maar Joop dat is de grootste
Zo kleingeestig sterk zijn bril
Ons Jopie is de Joodste.

Punt.

Lamschap is langer dan leven
Te sterk en te slap
Ruim en krap
Strak en beven

In trein Amsterdam-Haarlem met Nils Mühlenbruch, na door hem rondgeleid te zijn in de Rietveld Academie.