Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

Oorverdovend fluisteren

Jij kijkt me aan van boven dooie vis
En spreekt, je ogen fonkelend, vanachter prei
‘Vandaag ben ik geworden wat tot nog toe niet geweest is
Een schrijver, want mijn woorden vloeiden, ik ben trots op mij’

Ik lach in stilte, maar ik hoop
Voorwaar dat je gelijk hebt, want
Van wat ik hier zie word ik haast vanzelf een misantroop
Omdat niets hier lijkt te kloppen, voor geen meter, van geen kant.

Bork.

Over Soria in Atrium.

Dat laat mij koud (ik heb het warm)

Waarom denk ik, als ik danseressen zie, meteen aan roken?
Wie heeft mij, vanuit de kou, verleid tot al dit stoken?
Wie verziekt mijn brave brein en ook de maatschappij?
Wie verdient enorm applaus, en erg veel geld, erbij?

Bork.

over optreden Armand op boot voor coffeeshop ‘Siberië’ op Koninginnedag.

Schwammbergerhaß

Lever mij een God en ik verscheep hem terug naar Duitsland
Altijd maat der psychopaat, kerk van ketters, kerk van kerkers
Kerk van werkersangst in erkers
Statisch voetbal in 2-1-stand:
Eeuwigkomend Rome.

Bedwelmd

Mijn huisje is een verfpot
En ik ben een rare kwast
Ik ben de dolgeworden slak
Die droomt van purper en damast

(damast om op te liggen, het purper qua erin
Goed en kwaad in evenwicht, dan heeft de slak zijn zin)

Durf

Ik kreeg kachelvoeder, pas
Waarin de onzin viel te turven
Maar polemisch dat het was
En dat uit ongewassen lurven!

Neem daar dus geen voorbeeld aan
Maar doe het allemaal
Zelfs al bent u nymphomaan
Kritiek is nodig, zelfs banaal

Het wezen van de kunst is hij
Van zelf tot aan de ander
Hij stremt de groei van grijze brij
En waarborgt geverander.

Zo bleek, zie

Sobleski sterft als ik, intens gelukkig
Alleen in mijn tuin zit met een whiskey en
In goede stemming

Ter Omslagvergadering.

Over Sobleski (eig.: Roland v. Tetterode), teke

.

To Malou

Slumberfog slowly slides unto my collarbone
Shadow stalks my silent footsteps
I remain a fugitive, encapsuled in your eyes, alone
Pray beware of mishaps, as my heart is into lapse.

Strontvolk!

Assen is een stukje turf
In Centrum Amsterdam
Waar Henk, een lul, naar terugmoet
Ik denk dat hij er ook vandaan kwam

Dubbel dochter van de reu
Dat is het leven hier
Dus schaam, spreekt men, u nimmer
Men is, me dunkt, een dronken weekdier

Houdt uw handen van de deur
Of produceer er kunst
Want dit, plat klad, is onnut
’t Is treurig zoals u hier prutvunst.

Op plee Instituut.

Joop en Jool Hul

Kleine Leipe Lientje is het zusje van de droplul
Dradentrekkend kauwgomtrutje, kop vol flauwekul
En varkenachtig broertje, klein en dik, maar net geen sul
Meer een domme onderkruiper, en slechts rentedragend gul
Dat haalt straks met bot gemak de onverdiende bul.

Op plee Schuur.