Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

Zielslib

Kijk, vet kruipt
Weg, kan kaarsverwaaid
Heen in oud hout

Ik, wreed verlicht, voor jou
Blokstok
Randstram
Zetelstijf

Wij, altijd vast, altijd lang
Bij elkaar ontdaan van
Waar? Bang en bleek, daar
Traan, laf, af

Tafelblad
Niet

Hee, zeg
Hou eens vast, als
Dat ik van je houd

Voor Kunstenaarscollectief ‘Fra Arf’, t.g.v. expositie in het Veem, van Diemenstraat 410, Amsterdam, van 2 tot en met 9 mei 1993. Bij ‘De tafels (de venusval)’ van Martijn Lucas Smit.

Warandabam

Ploeg! Wortelspat, graafklap –
Splinterwerp, schorsontvel
Straaf spattermodder zwart
Zwiepbaf! Petshel!

Bronzen bomen over
Al, het bladen groezel nergens
Ergens buiten bal
Drijft een groen lijk, ongehoord

(Sla, als niets meer helpt,
Dampend kraters
In glooiende heuveltop bij
Bloedrode nazinderzonsondergang)

Voor Kunstenaarscollectief ‘Fra Arf’, t.g.v. expositie in het Veem, van Diemenstraat 410, Amsterdam, van 2 tot en met 9 mei 1993. Bij ‘Tree 3’ van Esty Gerzman.

Kruisdood

Afval, randloos eindediep
Donkerdoffe dreun in piepend sintel
Luchtloos pijndrein, dan
De kaalklap van de triceps, jij

Sterf in stomgeslagen rechtsdwang
Sprakeloos in sterfhuisweerkeer
Strijdt en splijt uw eigen schedel
Kakelhel en telkens weer

Die ondood
Ondood
Ondood

Eén is geen, al op ander
Alles in ellende één
Kwaad tegoed laagwaterspijker
Altijd ooitnog, nimmer been

Ik, in tandeloos gegier
Wentel mij in bier en wilde grieten
Meiske pijpmij, kan
De geilgrijns in mijn biceps, blij

Eeuwig leve mij

Voor Kunstenaarscollectief ‘Fra Arf’, t.g.v. expositie in het Veem, van Diemenstraat 410, Amsterdam, van 2 tot en met 9 mei 1993. Bij ‘Crucifix’ van Jeroen van Zanten.

Moord.

Het ongemak van tijdverdrijven
Roerloos in beweging blijven
Stil besteven op de Brink

Kijkend langs mijn rechterpink
Naar scheefgeblazen bladerlijven
Zinkt in mij de kabelkink

en

Stervend, uit de tijd gezet
Droom ik van een mooie dood
Te mooi voor mij, voor woorden

Na het ’s nachts bekijken van ‘Flight of Black Angel’, ‘Hamburger Hill’ en ‘Flight of the Intruder’, op video in Santpoort-Noord, vroeg in een zonnige zondagmiddag, zittend in de buitenlucht, op een steen in Noordwijkerhout.

Dol

Ik ben een brave duivelsprins
Hoe hels mijn carnaval
Ik houd mijn jankend jammerbal
Van regenboog tot waterval
Van kwaad tot erger ben ik zins

Ik dans in meegebrachte modder
Schaterlachend door uw hal
Ik breek uw hals en wat niet al
Ik nek u met een kakelknal
Genade voor gelodder?

Geen sprake van, maar martelzang
Zal hard mijn gal doen schallen
Gillend uw humeur vergallen
Vlerkend door uw vensters vallen –
Oh, ik maak mij bang.

Henken

Broodbedenken brengt geen vrede
Innerlijk of buitenshuis, en
– wolkenmuren nimmerwijkend
torenhoog de stroom bestrijkend –
Ailerons en zuigerbuizen
Blazen volle broodvlieg lede

Leid mij van bezoeking ver
Glimlach grim maar red uw ster

Vlam

Raashoog raas
Donders hard
Biels de bard
Naar waar hij daas

En dof ineenzakt,
Ademstrak, overward
Levenloos en afgekard
Nog lang niet uitgepakt.

Nog gevonden III.

Cantate dei

Holland is heet
Halfdor en amechtig
Halfdood in haar plechtig
Ontsleutelde posen

Alle belegerde kakabiosen
Zo samengeknepen, als alles wat vreet.

Nog gevonden II.

Terug

Tweemaal dood en twaalfmaal
Snijdend zonlicht
Alles, en dat allemaal
Ik droom van jouw gezicht

Nog gevonden.