In dit dom, verdrinkend land
Hef ik er het glas op
Op een grijze winterdag
Buitelt zomer door mijn kop
Gouden vlinders op het water
Koren deinzend op de bries
En ikzelf al veel meer mager
Door natuurlijk vetverlies
Maar het is gelogen
Er is niets van waar
Ik sta hier rond en ongeschoren
En ik reis, van hier naar daar.
Station Haarlem Spaarnwoude.