Parampamparampam, er klinkklaart een roffel
Van baardige bouwsteen, als specie ter troffel
Wat huist er in holsters van glimgepoetst leder
Dat bulderend bralt van papieren katheder?
Wat bakt er een poets om der smeers willewet
En werpt er een berg op die schreeuwt om verzet?
Het wentelt vervaarlijk de vlijmende klewang
Maar maakt, absurdistisch, de denksten niet bang
Het is, ook niet nodig, maar angst ongegrond
Want schuilpeer en smeerstang zijn grensloos gezond
Holklank en wanluid verpijnen het oor;
Maar groeien, of vallen vanzelf, wederhoor
Wat broeit een sluimstoeiert in klieren van durf?
Naar aanleiding van onverwachte impact Lurf 1/1.