Mijn stad bij de zee
en aan de rivier
Wat heb ik voetstappen
liggen, hier
Op je straten
je pleinen
je water en ijs
in je bos, op je gras
je tuinen, je duinen
je daken; rondom je paleis
Jij met je kroegen
je kerken
je bier
(die zijn overal
maar nergens
als hier)
met je molens
je hofjes, museums
terrassen:
je zult zelfs
wie alles weet
altijd verrassen
Je olie
je leugens
(allemaal waar)
je houten verwaandheid
toch klaar, voor elkaar
Haarlem is hard
als je eenzaam bent
maar warm
op het onverwachtste moment
Ik werd hier geboren
een paar keer, vanzelf
of met moeite, keek ademloos
naar je gewelf
naar de hemel gemaakt
of de hemel met wolken
en sterren en zon
boven ons die bevolken
van Noord tot in Schalkwijk
van Liede tot Kolk
als ik weg ben dan voel ik
dat diep in mijn ziel
als een dolk.
Ik ben een mug,
daarvan zijn er maar een
en die vliegt, prikt en zoemt
overal heen
die vindt zich stug
gaat graag over de brug
maar komt altijd terug
En altijd die wind
maakt guur maar toch pluis
Je bent er nog, Haarlem
Ik kom naar huis.
Misschien zou ik dit schrijven, als ik een lied over Haarlem schreef.