Vroeger, toen ik mild was
nog, had ik je dit vergeven
Maar nu ik ouder word
en harder, wend ik waaks de steven
Ik heb een koers te varen, en
het zijn te woeste baren
om nog op de rede
stil te liggen bij bezwaren
Ik vaar uit, en tegen jou
roep ik: “Ach krijg de pip
je ego houdt mij tegen, plurk,
flikker van mijn schip!”
De wind in de zeilen
– bol van verwachting –
zal ik niet meer feilen,
niet omzien in verachting
Ik ga golven klieven met
een scherpe, spitse boeg
Ik voel de stormwolk volgen en
de wind zegt mij genoeg
Waar de wolken overdrijven
daar vind ik mijn thuis
Een einde aan het kleine
en aan de bleue ruis.