Altijd als ik ronddwaal, soms
(ik doe dat veel te weinig)
valt mij op hoe Haarlem is
het juiste woord is ‘geinig’
zo met die wolkjes drijvend
achter schitterende haan
die blinkend staat te staan
in de lucht, waar-ie voor vlucht
en ik blijf op de vlucht, vanzelf
mij draagt dit hemels helgewelf
want deze stad kan hard zijn
deze stad is ongein
Deze stad is nooit zichzelf
en toch, onvergelijkbaar
dat wasemt uit de levenden
en ademt uit de lijkbaar
die ik, met knik, gepast begroet
vantussenuit de bevenden
dat is wat Haarlem met mij doet:
middelspit, is wat ik delf
en dat is dus prachtig.