De bomen waren as
De lucht was zwart
De heuvelen zonder gras
Lagen op mijn pijnlijk hart
De mannen werkten niet
Rondom in ’t riool
Als groeven ze met een vergiet
Maar kalm en zonder jool
Over de aarde leek
Waarschijnlijk alles stuk,
De wereld en het plakje cake
e leven vol geluk
Ik liet mijn liedje klinken
Bang en overstuurd
Mijn voeten die afschuwelijk stinken
Liepen in de foute buurt.
Bij Bork, ontwennend.
Zie Gorter, 1890.