Terwijl ik gaap, straks slaap
en jij
stil droomt (van mij?)
loop ik over van en hoop ik
op ons beiblij
soms, heel soms
gaat het niet voorbij
Terwijl ik gaap, straks slaap
en jij
stil droomt (van mij?)
loop ik over van en hoop ik
op ons beiblij
soms, heel soms
gaat het niet voorbij
De maagd die, hoogbezwangerd
van boven naar mij kijkt
is net zomin heilig als
wat mij bij toerbeurt
met kleur en geur verrijkt
De god met wie ik rondrijd
die zei dat nog zopas
Het geeft geen pas onpas te zijn
er schuilt wèl waarheid in mijn wijn
dat voel ik aan mijn water
En dus zwaai ik naar haar
de rest is dan voor later
nu ga ik eerst eens in de zon
lekker werken aan mijn kater:
zien, dat moet je doen.
Terras van Café De Roemer, Haarlem.
Jouw geluid van zomer
is mijn geluid van hel
moet dat niet eens andersom?
Ik denk, het eerste wel
als ik, in mijn zomer, ooit
zo zorgeloos kan zijn
bel ik jou daarover, fijn
maar zo mooi wordt het nooit
gedenk dat bij je bier:
mijn verscheurde land is hier.
Terras van Café De Roemer, Haarlem.
Ik ben even wezen kezen
(die met ouders doe ik niet)
Daarna sigaretten halen
Denk niet dat je mij nog ziet
Vocht en tocht die
als bekend
mijn heim altijd al
teisteren
krijgen blij de
vrije hand
vanwege de kozijnen
Wel hoor ik nu meer
van ’t merelen en lijsteren
Ieder voordeel hep z’n nadeel
Ik verzet de hele tent
en mijn zinnen, hand en tand
kalm als de romeinen
en ik zie wel weer:
wat stukgaat wordt weer heel
Bij MSD.
magnetroep en landlijnweg
kijk, dat vind ik lekker
niet omdat het beter smaakt
maar omdat het kant noch wal raakt
ik houd niet van botsen
eindeloos op golven klotsen
maar van klievend snijden
alle walkant blij vermijden
sneller, harder, verder
en altijd maar verbazen
laat de rest obstakeldazen
neergaan in gemekker
ik doe floep en digi eileg
hihi, hihi, hihi.
Buitbrengen, prachtig
ik mag dat graag doen
zo machtig, de poen
naar de bank toe te brengen
krachtig verlengen
wat geld kan besparen
kan klaren, qua
spinnen van garen
bij andermans
dodemansdaden met
mijn fortuin (puin)
prachtig, het kan soms ontroeren
maar liever nog geef ik het uit
bij de hoeren.
De grijzekool, die Polen stooft
ons, heel veel neemt, maar
niets belooft
die moeten wij eten als boeren –
logisch is dat, eerlijkheid
balans, een eind aan deerlijkheid
draait de rijken loeren
– en rijken, dat zijn wij
nog een wereld, moet erbij!
Nieuwe Toneelschuur.
Altijd als je alles kunt
Wil je niets meer doen
Is dat eigenlijk de kunst
Niets te kunnen doen
Uit te kijken naar de bergen
Over de vallei
Niet meer bergen te verzetten
Zomaar, even, vrij.
Dat sierlijk, dat zich
sierlijk, wel
doch anderszins ummsonst
als een hert in hijgbronst
kolkend naast de kroeg verschanst
daar drammend voor mijn ogen danst
daar zou ik graag op schieten
lijk mijn glanzend zaad op tieten
schiet er tenminste nog op, iets
(pull!)
behoudens behoudendheid leidt het
tot niets
het verveelt mij, stierlijk
(bull!)
dit potsierlijk conservatief
creatief voor conservatoren
hoort zich waar dat soort dingen horen
ver, te hangen, zodat ik, te deum
laudamus, het kan gaan bekijken
mij verrijken dus, in het museum
maar niet in een galerie
daar hoort beters, dat ik zie:
de wereld moet vooruit.
Bij gelegenheid van de expositie van het