Ga naar de inhoud

Categorie: Uncategorized

Grafkanker

Rot, zwart, uit het zicht
Hard hout ten prooi aan maaien
Steeds meer vleesloos hol gebeente
– waar een mens al niet voor zwicht

Traag vaagt sluipendkruip
Mist langs kaal gesteente
Langzaam gaat het harder waaien
Kijk hoe ik mijn pijn verzuip

Waarom moet ik dromen van een zak vol vlees en water?
Grijnzend kijkt de schedel van de smart met holle ogen
Naar mijn blootgelegde hart, zonder drinken toch een kater

Nooit meer zal ik lachen om de sukkels die maar pogen
Om te vinden wat ze missen, liefde dus, want bang voor later
Nu ik zelf de zoute tranen van mijn harses niet kan drogen.

Sorry; dit gaat inderdaad over Vonnie.

Kruierij

Plonsend schuift het koffertje
Saffraan het ijzig water in –
Zijn draagloon achterna
Zijn huurder ziet hem zinken
Als door de druk
Het schotsje scheefschiet

Lieve, slimme Jiria…

Lieve, slimme Jiria
Prinsesje van mijn dromen
Mocht het toch ooit tussen ons
Tot luidop botsen komen
Gooi mij dan maar om
De vloer is beter dan de bons
En wat mij recht lijkt meestal krom
Want denken doe ik jou niet na.

Doodshooft

Ik knal mijn kop vol koffie
Als ik, rookloos, ter kantine zit
Ik kraak een harde, bruine toffie
Slurp mijn prutje zonder pit

Ik droom van cocaïne
(maar gebruik het goedje niet)
En vaten wasbenzine
Waar ik flink de fik in schiet

Maar hoezeer ik ook probeer
Om wat paal en perk te stellen
Aan mijn vroeghumeurig wanbeheer

De keren zijn niet meer te tellen
Dat, helaas, het warme weer
Daarbinnen mij door slaap doet vellen

Bus 71 van station naar MLK.

Kiplekker

Op je boze bolletje
Knalt een koele kip
Zoek je naar je toverbal
Dan ligt-ie op de stip
Groeit een bloedrood duiveëi
Boven op je kruin
Schrijf dan van de weerwraak
Kutkolommen puin

Maar, gaat alles goed
Zet dan alles stop
Kijk naar wat je schrijft
Besef, en sodemieter op

Enkel zelfkritiek is hip
Weten, niet beweren tof
Op je boze bolletje
Knalt een koele kip.

God

Ik heb net God
in een slechte kroeg
zijn dingetje zien doen
maar dat is wel
waar ik om gevraagd had
wat ik overhoud van toen
en ik denk
in een overmatig
matig breed bedenken
over wat ik van mijn kleine zijn uit
ooit nog terug ga schenken

ga, van mij
u bent god, zij met u.

Het fietsend falderappes

Eens erop dan nooit eraf
In fraaie cirkels zwieren
cheren door de scherpste bochten
Wie de fiets bedacht is maf
Gekreukt, vergekt, gesjochten
Zie ons gaan, de mensendieren
Onoplettend? Val de straf.

Omslagredaksie.

Denkt:

Tijd, wel wijd en zijd verbreid
Maar nodig, dan te kort
Veel te lang als snakt naar snelheid
Zelden rust, want altijd vort

Hermandad, als daar dan naar
Want duur en regulerend
Nodig, dan beslist onvindbaar
Als professie óók frustrerend

Weder, werkt humeurbewolkend
Slecht, dan altijd hier, nooit daar
Indien mooi, dan stadsontvolkend
Weer en mensen, dat werkt naar

Mens, volkomen onvoorspelbaar
Zomaar wreed, maar snel te soft
Zijn moraal een onvoorstelbaar
Bord voor kop van trage schoft

Dingen waar ik boos van word
Als zijnde gekke Chielie
Grapjurk waar nog veel aan schort:
Stond-ie ooit, dan viel-ie.

Overgang wekt retrospectie. Vlak voor naar tentamen.

Vispoets

Ritzen is een vis op spitzen
Snoefsnoek, foetsvis als het mis is,
Vismiss op de televisie,
Flitspoes? Misvis.
In revisie: ritspoes.

Ritzen is de smalle schurk
Met Urker idealen –
Wij gaan die voor hem betalen.

Amsterdam-Haarlem, treinterug.

Henker

Grinnikend spint de inktspin in
Wat, hinkend en al te fictief naar zijn zin
Droomt van torens over springen
Erebloedvlek, dat soort dingen
Wonden van een grote gouden pin
En morgen eet-ie.

Amsterdam-Haarlem per trein.