Ga naar de inhoud

Categorie: Uncategorized

Help helpen!

Laat de straat schoon, spaar het spuitende gespuis
Doe de dealer rustig doen, laat over aan de zelfdood
Straattuig, schurken, stelers voor ons duurverdiende brood
En bij ons dus, want daar zijn ze lekker veilig in tehuis

Laat zakken die verrekte luie stomme straalstudenten
Ze vormen voedzaam voer voor psychologen
En treurig geteisem is troef voor de gogen
Een ruilbeurs, de cake voor hen, wij de krenten

Jullie, jullie hebben ons beknot
Wij zijn gedwee doch droef gezwicht
Die macht van jullie maakt ons lot

En nu is jullie stadje een enorm groot gesticht
Dat vinden jullie stadsontsierend, kostbaar en dus rot
Maar ja, een bord zo voor je hoofd belemmert aardig het gezicht.

Café Het Paleis

Voor het, door Stijn de Jong te redigeren, Hoofdstuk Hulpverlening van Studeren in Amsterdam, editie 1990, op grond van een opmerking van paps die algemeen coördinator van het Hubertushuis is en dus in de hulpverlening zit.

Een monnik is geen dichter

De pij maakt vrij van lot en roem
Van zelfgekozen strijd en doem
En dus van eer en eeuwigheid
Want van de ladderdrang bevrijd

Mijdt daarom het klooster
Want dat doet de muze ook
En liever op het vurig rooster
Dan de ziel verblind door wierook.

Bij Bork.

Klauw

Pang! Omdat de glazige blaas
Gespannen om ons, schreeuwt om scheuren
Als een blinde muur om deuren
Pang! Omdat ik niet zie, door een waas.

Bork.

Gratieverzoek

Ik heb het sijpelen van jouw bloed
Op een afstand van jaren gehoord
Hun oorlog, die diep in jou heeft gewoed
Ik, de getuige van volkerenmoord

Zwijg omdat alles is
Alles is omdat ik zwijg
Alles komt altijd weer terug.

Sfeerslaap

Zachtgeel, kilgroen, licht, vrijblijvend
Dofgedreun van scheepsmotoren
Voetstap in de gang, mijn hoofd
Een holle hal vol draaiende rotoren
Weggemoffeld, van haar klank beroofd
Door morgenrust, verstijvend.

Bork.

Lente

Leeg, slap en vormeloos; kosteloos kaalslaggevoel, redeloos
Want de ochtend brengt rustgevend gouden gloren
Evenwicht, geen winst, en ook nog niets verloren –
Maar ik voel mij wat broos, al een poos:

Het sneeuwt.

Bork.

Vraathaat.

Spitse magere varkensmuil
Rimpelhuid, Zandkorstvel, Aggro-oog
Borstelhaar, Duwneus, Stoffig als droog
Nat zonder meer ongelofelijk vuil

Goorknor, Smeerstront, Schuddebuik
Viesvreet Spletneuk Asoslaap
Natsmak Kwaadreuk Spergaap
Stuntsloop, Graafkop, Krachtsmisbruik

Erin met het mes, steek, scheur en snijd
Gillend geguts van het bloed en de inhoud
Netjes verwijderd, voedzaam bereid

Blootroodgeroosterd op hardgeurend hout
De smoel propvol appel, de oogjes vol nijd
Stom schransbaar varken, met peper en zout.

Heren, het niveau daalt.

Tuimelt naar blauwe facetten
Dansende zon in een helwitte lucht
Wankelend, zand en helmgras, zucht
Vlinderend water, lege netten

Tsjirpen, zwevend, citrusmelkgeur
Stofdroog sloffend steengeschoffel
Corpulent, sigaar en troffel
Goed humeur wat ik bespeur

Ontsporende dames, krassend kakelend
Omklapkoffie, vallende suiker
Waanzinnig woedende drugsgebruiker
Want stuivende coke, en aftakelend

De lucht van agressie heet eerste bloesem
Heet, maar verwaaiend, en overal haast
Reuk van schroeiend vlees, ik drink droesem

Loom, lam leuterend, verdwaasd
En kijk! Daar wandelt een deinende boezem
Met loeiend, eraan, wat ligt, slaapt en graast.

Ter kantine en bij Bork.