Jij vindt God in woorden, net wanneer je ’t niet verwacht
Ik zoek mij de pleuris en vind niks, terwijl-ie om me lacht.
Bork.
Aan Jacq.
Jij vindt God in woorden, net wanneer je ’t niet verwacht
Ik zoek mij de pleuris en vind niks, terwijl-ie om me lacht.
Bork.
Aan Jacq.
Ik eet gehakt en kijk in stekend blauwe ogen
Ik zwijg en lach en schrijf, en doe de dingen die niet mogen
Ik droom verboden dromen en word al te snel betrapt
Ik ben een wrak, te lusteloos, ik heb mezelf vergrapt
Bork.
Over Jacq, naar aanleiding van gesprek met Laura, waarvan akte en waarvoor dank.
Jij kijkt me aan van boven dooie vis
En spreekt, je ogen fonkelend, vanachter prei
‘Vandaag ben ik geworden wat tot nog toe niet geweest is
Een schrijver, want mijn woorden vloeiden, ik ben trots op mij’
Ik lach in stilte, maar ik hoop
Voorwaar dat je gelijk hebt, want
Van wat ik hier zie word ik haast vanzelf een misantroop
Omdat niets hier lijkt te kloppen, voor geen meter, van geen kant.
Bork.
Over Soria in Atrium.
Mijn huisje is een verfpot
En ik ben een rare kwast
Ik ben de dolgeworden slak
Die droomt van purper en damast
(damast om op te liggen, het purper qua erin
Goed en kwaad in evenwicht, dan heeft de slak zijn zin)
Lever mij een God en ik verscheep hem terug naar Duitsland
Altijd maat der psychopaat, kerk van ketters, kerk van kerkers
Kerk van werkersangst in erkers
Statisch voetbal in 2-1-stand:
Eeuwigkomend Rome.
Ik kreeg kachelvoeder, pas
Waarin de onzin viel te turven
Maar polemisch dat het was
En dat uit ongewassen lurven!
Neem daar dus geen voorbeeld aan
Maar doe het allemaal
Zelfs al bent u nymphomaan
Kritiek is nodig, zelfs banaal
Het wezen van de kunst is hij
Van zelf tot aan de ander
Hij stremt de groei van grijze brij
En waarborgt geverander.
Sobleski sterft als ik, intens gelukkig
Alleen in mijn tuin zit met een whiskey en
In goede stemming
Ter Omslagvergadering.
Over Sobleski (eig.: Roland v. Tetterode), teke
.
Assen is een stukje turf
In Centrum Amsterdam
Waar Henk, een lul, naar terugmoet
Ik denk dat hij er ook vandaan kwam
Dubbel dochter van de reu
Dat is het leven hier
Dus schaam, spreekt men, u nimmer
Men is, me dunkt, een dronken weekdier
Houdt uw handen van de deur
Of produceer er kunst
Want dit, plat klad, is onnut
’t Is treurig zoals u hier prutvunst.
Op plee Instituut.
Slumberfog slowly slides unto my collarbone
Shadow stalks my silent footsteps
I remain a fugitive, encapsuled in your eyes, alone
Pray beware of mishaps, as my heart is into lapse.
Kleine Leipe Lientje is het zusje van de droplul
Dradentrekkend kauwgomtrutje, kop vol flauwekul
En varkenachtig broertje, klein en dik, maar net geen sul
Meer een domme onderkruiper, en slechts rentedragend gul
Dat haalt straks met bot gemak de onverdiende bul.
Op plee Schuur.