Regen rolt zoals de golven
ongerechtigheid bedolven
onder hervergroeiend groen
en ik kan niet anders doen
dan rustig op- en af te wachten
te bedenken, in gedachten
hoe het nooit meer wordt als toen
maar wel een mooie herfst.
Regen rolt zoals de golven
ongerechtigheid bedolven
onder hervergroeiend groen
en ik kan niet anders doen
dan rustig op- en af te wachten
te bedenken, in gedachten
hoe het nooit meer wordt als toen
maar wel een mooie herfst.
De boosheid uit zich hier
in kromtrek van de deur
die niet is wat ik mooi vind
maar wel wat ik bespeur
En dus is de teneur
die van een zooiend kind
en dat waarmee ik leur
de woede van geen dier.
Kom, en dan maken we soep voor erbij
Knolrapen, lof, schorseneren en wij.
Ik ben geen proper partner voor een goed gesprek vandaag
Ik zou het heel graag voeren want ik praat te veel, te graag
(ik raaskal vaak, waarbij ik ziel en zaligheid ontbloot)
maar de vogel in mijn bek, die ging zoëven dood.
Hoor jij bij het maaiveld
ben jij dat voor mij?
Dan heb ik maar één vraag:
maakt jou dat nou blij?
Vervult het je met grote vreugd
te smoren wat sterk groeit
vind je dat een grote deugd
snoeien wat wat harder bloeit?
Dan maak ik mij verder vrij
ga ik hoog, voorbij het laag
Ik begrijp mijn woordenbrij
Ik heb zegening geteld.
Want dan zal ik je honen
niet belonen voor kop-in-het-zand
niet verschonen van dit land
dat, boos, je gaat onttronen
Eigen schuld, dikke bult
en daar dan flink op stampen
met een kop vol zure zult
maak je enkel rampen.
Ik pleurde een steen in je vijver
jij maakte je druk om de plons
maar ik werd niet lauw van je ijver
ik werd niet mies van de bons
Ik ging vooruit met wat overbleef
vrijgelaten wild op dreef
nu spring ik door de duinen
ik kakel, naar de kruinen
en hef het glas alsnog op ons.
Fregat naar Iran?
Welnee, niets van aan
Wij zouden dat niet moeten doen.
Nieuwe verkiezingen?
Verderverliezingen.
Wie die past, trekke ‘m aan, die schoen.
Ik heb mij nimmer
neergelegd
bij wat mij overkwam
aanvaard, welzeker
maar de wreker
wacht, en nooit meer lam
weerlegd
blijft hij stille klimmer
met veel getier, dat dan weer wel
woud van vloeken, wandelhel
maar altijd door naar boven:
hij zal je nooit meer iets beloven.
Kleine beetjes helpen
maar grote doen veel meer
alsmaar kleine mensen pesten
doet vervelend zeer
En dat zal gaan bijten, nog
niemand gaat vergeten
leidt vanzelf tot smijten, log
of niet: je gaat het weten.
Maar luister niet naar lui als ik
daar word je depri van
stuiter door van trick naar kick
maar schrik er straks niet van.