Kom, want we gaan feesten
Jij met je cavia, en ik
Met mijn kat
Ieder in zijn eigen stad
Daar kan dat toch niet samen
Door beslagen ramen
Zullen ze ons zien
Jou met je geheven glas
En mij met zes tot tien
Zuid-WTC, Sloterdijk.
Kom, want we gaan feesten
Jij met je cavia, en ik
Met mijn kat
Ieder in zijn eigen stad
Daar kan dat toch niet samen
Door beslagen ramen
Zullen ze ons zien
Jou met je geheven glas
En mij met zes tot tien
Zuid-WTC, Sloterdijk.
Daar, vanuit die donkerhoek
Lodderen jouw ogen
Deinen duf de uiers waarop
Jij zo graag mag bogen
Likt, langs lippen, rood jouw tongpunt
Hunkerend naar mij
Maar ik loop er boos voorbij
Ik vind het een onstunt
Ik moet glazen wijn.
Kronenburg, Amsterdam-Zuid.
ik moet dus niet zelf
aannames gaan maken
sjee, weer iets geleerd
wat ik allang vasthad
Omdat de Harmenjans
Wat, als mijn wijsvinger
Keurig vervormd
Vormloos recht in jouw richting priemt
Sla jij mij dan, plat
Vlak op de mond, of
Breek je, met de betonschaar
Langzaam hard mijn leven af
Of laat je, in mijn waarde
Jouw leven waar het naar me
Staarde?
Toneelschuur, Haarlem.
Jij hebt van een beter tijd
Een slecht moment gebrouwen
Jij hebt, uit echt vertrouwen
Zinloos strijd gehouwen
Jij gelooft dat dat zo hoort
Omdat het je geleerd is
Ik zie dat als groot gemis
Boterrans bij betervis
Niet dat mij dat uitmaakt, verder
Nu niet meer, nooit meer hier
Ik wacht kalm op beter bier
Luister braaf naar jouw gemier
Kijk naar strijd, en moord, mijn herder
Recht zich in mij, fier.
Station Spaarnwoude.
I can’t read what you are saying
Through your mind I can’t help flaying
All of me through all of you; there’s
Only so much you will ever do
To life, and love itself
I place you, on your very own shelf
Truth holds that this IS a lie
It’s only mine and yours to try
Decline.
Toneelschuur, Haarlem.
Zomervonken overvlogen
Hersteek ik mijn haardvuur aan
Herfstbeklonken eenzaam lonken
Staart mij, ijzig Iers, niet aan
En ik denk, plomp verloren
Terug aan die parkeerplaats
Waar ik, zo vaak wel, toen niet was
En alles is helder als glas
Alles is hoe het altijd al was
Dus wil ik nu graag meer wijn.
Toneelschuur, Haarlem.
Ik hoor, doorknarst, jouw kinderen
Door de telefoon
En de pastoor die ‘m vasthoudt en
Naast me zit
Vindt dat heel
Gewoon
Maar het zijn jouw kinderen
Die, krijsend tegen jouw vrouw
Mij bewijzen hoezeer zij
Onterecht gek is van jou
En ik, ik
Draai mij om en wankel
Heikel langs jou heen.
Toneelschuur, Haarlem.
En op mijn eerste plaat
Groef ik, door tijd, mijn voren
Terwijl jij mij, in wat van jou is
Die weer eens laat horen
En zo ben ik, in wat van mij werd
Altijd weer tevree
Omdat ik hier, weerom versperd
Blijfleef, in jouw lee.
Toneelschuur, Haarlem.
Amusement je trappe içi
Et moi, vaincu, je pense
Que tu, et les tiennes
On y vont, mais moi
Je danse jamais.
Toneelschuur, Haarlem.