Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Hopsik

Als, in tweestromenland
De bieren verschaald
Vis achterhaald
En alle gezichten geschoren zijn

Blijft er dan ergens
Dichterbij nergens
Iets over dat niet opnieuw
Gemaakt is?

Of blijven we kijken
Naar angstiger blijken
Van andermans
Geschiedenis?

Kijk, meer, vooruit.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Adams-appèl

Meisje, ik zou weinig liever
Maar, misschien, wel iets
Ach, ik weet ook niet waarom
Recht is vaker zomaar krom
Iets wel vaker niets
Liever leven dan

Waar ik in mijn vrede leef
Weet ik wat niet hoeft
En geef ik, alles kan

Nu nog leren vatten
Wat je terugkrijgt, dan
Als man.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Plein

Jawel, dat wil ik best
Maar nergens, diep in mij
Pleit mij dat van eigen reinheid
Of verlangen vrij

En niets daarvan is rasbepaald
Simpeler, het hoofse
Niemand die zich respecteert
Gelooft dat, maar ik ben

Wat ik niet vermijden kan
Wil ik ook niet lijden dan
Moet ik mij wel zijn
Er is echt niets anders

En toch is het dijn.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Raak, veelste keer

Als nu blijkt dat
Schelden helpt
Maar ik, tezelfdertijd
Op een welbewaakt moment
Van schrik, iemand omrijd
Is het dan absurd dat ik
In half-verdwaasd ontwaken
Niet meer doorheb hoe en waar
En hard ik ‘m moet raken?
Ik denk van niet, maar
Weet, wat je ziet
Enkel de verwarring
Anders is er niet.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Bij mijn 16de rijles, en een gewonnen conflict, met Nieuwe Vide, over voor mijn deur opgestapeld grof vuil.

Vreemd-eelt

Er is niets af te dingen
Op wat, oprecht, beweegt
Er valt zelfs lof te zingen
Van wat de leegte leegt

Dat heeft zijn zin, niet alles is
Op voorhand er om niets
Als dat zo was, verdween wat mooi is
Altijd in het iets

Da’s makkelijk, te simpel zelfs
En ook niet heel erg eerlijk
Maar wie daarom veroordeelt

Vergist zich deerlijk want
Altijd erger dan de ander
Blijft de eigen binnenbrand.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Plankas

Haal mijn haat niet nader
Kap dat cultiveren
Laat door overkappend glas
Zonlicht triomferen

Broei zich completeren
Volrond rood en helder groen
Zich wreken op een zappend ras
Van wie er niet toe doen

Altijd maar weer bezig
Knokig, arm, onvlezig

Van verdringing vader

Doe mij nieuwer toen.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Sleuren

Het kan maar zomaar goed gaan
Poëtisch, zelfs als onterecht
Je vraagt je soms wel blijvend af
Wie dat voor jou heeft neergelegd
Maar als je dat zelf bent
Dan is er niemand ooit zo maf
Dat-ie het je zegt
Daar moet je zelf maar voor gaan staan
Je raakt, eraan, gewend.

Terras van Café de Roemer, Haarlem

Bij de borrel, na het behalen van mijn theorie-certificaat (voor de tweede keer in de historie, mèt de maximaal toegestane 5 fouten – ook voor de tweede keer).

Stiftvilt

Er is te luid lachen
Te zachte weeklacht
Traag verderf
Ontspoorde pracht

Maar dat er ook
Een jij zou zijn
Een ziel zo helder
Simpel rein

Dat had ik nooit verwacht
En omdat ik het nog niet snap
Beleef ik fluisterzacht

Wat ik, beleefd, niet voor de grap
Laat staan gemeend mag weten
Ik ben, aan jou, gemeten.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Zooi

Regendansje, hier, van mij
Om jouw botte kop
Dat ik echt van harte hoop
Op ladingen, erop

Hele grote hagelstenen
Weet, van duif en ei
En dat ik, zomaar, onverwacht
Hee, daar gaat Isis voorbij.

Mijn God, wat ben je mooi.

Lugosi’s, Haarlem.

Niet over, wel met dank aan Dick.