Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Trinitrotoluenig

De paaspest die mijn palen plaagt
heeft ook de post bedonderd
Zo zit ik hier nu, in de kou
– de warmte uitgezonderd

Ik, vernaggeld door de klacht
van overleefd verwende knechten
wacht onmachtig lang op mij

(mogelijk tot diep in mei)

om de zure muur te slechten

TNT hoort boem te doen, niet pakjes te bezorgen.

Spartaans?

En dat met die soldaten?
Het is toch godgeklaagd, dat wij
gister groot nog brulden
dat van kindsoldaten onze tenen
zwaar verkeerdom krulden

terwijl wij wel de eigen tiener
fijn de slag injagen
en dan verdiende zuipzucht
en zo hier en daar een matpartij
ineens niet meer verdragen

Waren wij zelf niet ladderlam
Om minder, vaak niet eens een schram?

alsof de Taliban
(verdomd, dat klopt nog ook)
niet zuipen, niet hoereren
en Allah altijd eren

sodemieter op – het liefst nog naar de Grieken:
kloteklappers om te slaan, bij het ochtendkrieken

Boter op je, boter op je
boter op je klotekop.

Tonight we dine in hell: het land van CDA.

Urbi et orbi

Ik ben het knagend paasgevoel
dat in zijn ei zal wachten
totdat het weg kan rennen
om jouw onrust te verkrachten

De haas die weet, wat ieder eet
in zonvergoten stilte
de embryoos die sneven in
de paasverholen kilte

Erger dan de zonde nog
is het echt geloven
dat iemand zich verwaardigd heeft
jou zelf die kool te stoven

dat het goed is wat je doet
omdat het hoort, omdat het moet.

Zonziek

Om de maan te waarschuwen
springen wij over het schip
als de hemel op ramkoers
ons wezen ontvoert
lopen wij snel, in een dip
op een klip

Maar het is een prettige paasdag
hier, en ik
waarschuw de zon
wuif naar de zon

onverstoorbaar vast in baan

hou je vast, ik kom eraan.

Vroem.

Het gaat om belangrijkheid
Niet van jouzelf, maar
van dingen, voor jouw
Bestaan

Niets dat dus uiterlijk
uiterlijk is, gaat
daar een spat van
Daan

En wie waagt, die wint soms
maar niet
als-ie waagt om het wagen
het wagen wint niet

Het wagen wendt immer
tot zinloos verdriet

Blij dat ik rij
ik heb wielen, jij niet.

Kwijtvlijt

jaja, zo gaat dat
als verwacht
wat langzaam, wel
weloverdacht

’t is niet minder, maar
zelfs met een Bentley
ben je nie, nog nie, er nie
blijfloos nimmerklaar

werksniewerk. daar.

Bij het tevreden verliezen, van YaYa, als klant.

Lentegeenweetje

Komt lente, komt hagel
(huilende wind door
een kaal Tintagel)

Komt zon om je mondhoek
Een lach in de lucht
(alle gedachten
gebouwde kastelen
plannen mislukt
voor elkaar op de vlucht)

Alles wat uitliep
verwaaid in de knop

Maar aan mijn hartshiep
geen bodem, geen stop:

’t Is lente omdat ik dat wil.

Lentegeen

Ik hoorde vandaag dat het lente was
Dat is niet waar, want dat duurt nog een weekje

Maar ik zag je vandaag, op straat
en zo keek je

Alsof het vandaag al lente was

Het is nog geen lente vandaag, maar ik weet
dat jij weer zo zult kijken

Als je, over de leegte heen
mij je hand zult reiken

Dan zal het zomer zijn
op straat, en in mijn hart

Vandaag is het geen lente, nog
Maar tering, dat gaat hard.

Kerstmuts één

ik zie een bungelend balletje, wit
vlak boven je tieten

en een nepbontrand, ook wit
dat noem ik genieten

boven jouw prachtige reebruine ogen
prijkt een rode muts

onder jouw rug prijkt, ongelogen
niet meer kwijt, mijn kluts

ik ga, vanavond, maar eens
met de kerstvrouw lopen

dat komt straks, maar eerst ga ik
nog een drankje voor je kopen.

Diepgang

als reltoeristen zich verblijden
door geweld niet meer te mijden
maar het grootoogst aan te gaan

zal geweld, in ander tijden
nog veroordeeld, weggedaan

ons weer vrolijk af gaan leiden
van de zin van ons bestaan

het verspreiden van de mens
maar dan zonder Marokkaan

– dus dat is maar goed ook.

Bij de rellen in het Utrechtse Ondiep.