Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Mensengeslacht

Zijn wij het enige beest dat dit doet
of wordt het slechts zelden gehoord?
Komt het door dingen die enkel bij ons bestaan
dingen die nodig zijn, nimmer voorbijgaan?

Kunnen wij leren eraan te ontsnappen
van waar het nooit voor lijkt te komen
of is het gif dat voor altijd blijft stromen
en gaan we het nooit echt behappen?

Is het de hebzucht die ons doet toeslaan
of is het haat en het houvast daaraan?
Vragen als die van vandaag, die in mij woedt:
doen dieren aan massamoord?

Open deur.

Wat is toch ongelooflijk
hoe lang de winter duurt
als je puur op temperatuur
en dan vooral die ’s nachts stuurt

En ik houd niet van hitte
ik heb geen zin in zon
althans niet van die felle
Ik ben geen mens voor mijn balkon

Maar daarover gesproken
dat gaat nu toch wel tellen
is er al veel ontloken
dus, waar ik nog lig te pitten

daar willen nu mijn plantjes
naar buiten voor de zomerkuur
en ik wring mij de tandjes
om ruimte in mijn bladerrijk.

Rechtsstaat

Schrikbarend, dat is wat het is
en ook: beslist geen kattenpis
maar niemand wil het zien.

Waar zijn wij met een jaar of tien?
Aan het eind van wat misschien
de derde onzin blijkt?

Zo’n free-for-all waarin alleen
het schoelje (wat bedoel je?)
dat bedoel ik, zich verrijkt?

Waar op elke slechte lijst
(dit moet weg en dat moet daarheen)
bijna elke goede naam prijkt?

Ik heb dit graag mis
maar dat is niet hoe het lijkt.

De Commissie Rechtsstatelijkheid In Verkiezingsprogramma’s brengt rapport uit.

Schlemocratie

Maar wat zo’n lul ook denkt
Wij mogen niet vergeten
dat wie peentjes zweten
door hem haren wordt gekrenkt

Diep in onze duistere fabrieken
werken helden
die alleen thuis ooit telden
maar hier prooi zijn van de zieken

“Het is maar een grapje”
is niet grappig, komend van
een humorloze man
met grote mond, maar zonder kapje.

De godgloeiende

De tyfus die ik mensen wens
grijpt harder om zich heen
dan ik wat eerder had verwacht
maar mijn verbazing is er geen

Dat krijg je nou van alles
Dat komt van lui gelal
Van de loges tot de stalles
leidt gelul tot zondeval

Waarom gaat dit telkens terug
naar wat men algemeen veracht
iedereen wenst zich een brug
over kloof maar welke mens

verzint de kloof te dichten
en komt er ook mee weg?
Ik zal mij erop richten
maar ik heb altijd pech.

Zelf weten.

Het ‘holocaust’ als onvertogen
woord wegzetten, ongelogen
is de knevel om debat
over wat er ligt, ter mat

aan stembusretoriek.
Want geen beter voorbeeld
van gezond naar ziek
heeft ons ooit verdeeld.

En wie nu de rede kweelt
over rendement van mensen
is wie ons terloops besteelt
van de wereld die we wensen

die waarin elk leven telt
waarin men geen ander kwelt

waar geen grafsteen wordt beklad
geen bezit meer wordt gejat
die waar mensen leven mogen
zeg ik u, met droge ogen.

Voetrouw

Wat zorgt er in het struikgewas?
Gelukkig! GGD!
Want liever dan de rijmelaar
(die weet en kan er niks mee).

Maar aan de hoogste boom hoort
de malafide pikikmee
die over onze rug scoort
met onze datazee

Die anders dan de tjilplijn
het boek, het photogram
de snelwegklep, de baan aannam
waarin dat niet mag zijn.

Die hoogste boom, dat dan weer wel
is overgewaardeerd
die levert nooit wat beters op
dan wat ooit is geleerd

Ach mochten wij toch leren
wij volk van Duitse staanders
dit ongewenst bezweren:
waar gehakt wordt, iets met spaanders.

Echter

In me land, waarin je kan
Wat je ook maar wil
Bevorderd vordering de orde
(die van wan en kil).

Achteruit gewenster
en kun jij zo lekker zijn
maar mijn doet dat pijn
dus ik sis, aan mijn venster:

(is geen kattenpis)

“Het is echter echt zo
dat echter is niet is!”.

Typrel

Op een mooie, dooie, grijze dag als deze
wil ik wezen
wil ik wezen wat ik ben
waar ik ben, want ik wil lezen
wat jij denkt, dus wie je bent
in dit rustig vogelfluiten
klus jij jou door roei en ruiten
hamerend op toetsenbord

’t Is een ondag, om te kezen
maar dat mag nu even niet
Dus ik ben waar ik wil wezen
tussen geen en jouw verdriet

en jouw ziel wordt leeggestort
in de krochten en de stegen
van het online meebewegen
waar jij denkt, dat je wat bent
en ik woon, met enig vrezen
laptop aan, omdat het ken
Ik wil wezen,
op een mooie, dooie, grijze dag als deze

Slotplof

Nog weken van ellende
Met zeer vervelend zijn
Dat was ooit wel anders
Nu doet niet-ziek-zijn zelfs pijn

Tegen twintig plagen
helpt geen lieve moer
en de rede blijkt de hoer
van allen die het wagen

Toch sal alles reg kom
voor of na de branders
want de waarheid is niet stom
maar de laatste wende.