Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Vroeger blijft

Het regent, en niemand koopt de druppels
maar druppels zijn nergens te koop.

Het vloeit, dat wel, maar voelt niet als regen
ik kom als het vloeit ook geen wolkendek tegen

het stroomt en dus loop ik te hoop.
De wereld rammelt, van de knuppels:

tijd, voor hoenderhok.

Regendrup

je regen helpt niet
hij is geen gehoord commentaar
op doen en laten, laten vooral
ons mismaakte bal van gebaar

je regen helpt niet
ik word weer droog
en zelfs als ik verdrink of erin val
vergalt-ie geen pret aan de toog

je regen helpt niet
behalve de plantjes
die groeien, geuren, overal
de doodval van jouw standjes:

hooguit krijgt de tijd eens tanden.

Laat maar. Laat maar. Laat maar.

Gestook

De roofvogels die
, laag in de lucht
al hun energie
vertetteren, vlak
boven het kwetteren
zijn mij toch, zucht
minder lief dan op tak
de vinken – die zijn ook
wat meer bij de pinken.

En de wolken zijn weg
op een stormloze morgen.

Klaagplicht

In dit land, waar de beurzen pas jubelen
als beurzen van burgers weer worden geleegd
houden wij stevig de hand op de knip
uit angst voor de misdaad die breed wordt gepleegd

het stelen, het stelen, het stelen

De zomer vol ongein komt er weer aan
verkouden, verbrand of de pip
wij houden van klagen dus klagen is hip
zoals over dat niets rijmt op jubelen

als geen geld, dan zullen we klachten verdelen

zeer geruststellend vooruitzicht.

Remora

Ik wil je niet als zuigvis
en daarom niet als vriend
ik vraag me af waaraan ik
dit toch heb verdiend

Wat deed ik dat je zo deed doen?
En was dat net of was dat toen?

Het is mij geen gemis:
ik voel me stukken vrijer
met elke dag die langsglijdt, pik
word ik een stukje blijer.

Minder is meer

Twee roebel en een duppie
dat kost je nog geen koekie
al kom je met een cluppie
uit een heel raar hoekie

weinig brengt je altijd verder
(door wegrennend land)
jubelen blijft voor de herder
hier staat iets in brand

En brand is om te blussen
met iets lekkers graag
ober, mag hier nog iets tussen?
Het gaat goed, vandaag.

(Met dank aan Van Eigen Deeg, voor ’twee roebel en een duppie’.)

Drupdenkerij

Bij jou blijft het alsmaar regenen
dat komt doordat je zo kijkt
om vijf uur hetzelfde als tegen negenen
maar het is niet wat jij denkt dat het lijkt

Hier nemen mussen plaats op het dak
in afwachting van het, straks, vallen
het wordt alsmaar warmer en, van hak op tak
blijft men jouw dag met geleuter vergallen.

Maar het is de waarheid, een zaak
van aanvaarden
zelfs in de paartijd ligt het hier braak
van kans om vanzelf te aarden.

Bespaarlem

Als je uit mijn stad zou komen
of er woonde, al die tijd
zou je net als ik de zomen
ervan kennen, en bevrijd

van een terugkeer blijven dromen
als je ergens anders was
naar de bomen, gras of plas
torens, van de oude vromen

en als je in mijn stad komt wonen
wil je nooit meer weg
of even soms, dat je dat denkt
maar dat blijkt dan, later, pech.

Dit hier is een stad die wenkt
maar stil en onopvallend
kaart zal haar niet tonen
groot, rood, knallend

doen ze even verderop
daar zijn ze dat gewend
hier heerst zuchten en getob
en zucht naar stilte in de tent.

Nu dit alles is gebeurd
maar niets hier is veranderd
wordt daar hier niet om getreurd
Blijken zal, of jij verschrandert.

Dat is om het even.

Leidend licht, ter hemel

Mijn stad, waar je omheen kunt varen
komt slechts zelden tot bedaren
Maakt zich druk om allerlei
maar is intussen stiekem blij

dat ze niet die ander is
die alsmaar oprukt, en gewis
al denkt dat het niet andersom
maar wij van haar is (dom)

Mijn stad weet wel beter
Mijn stad lacht zich krom
Mijn stad lijkt een saaiheidsmeter
maar doet dat erom.